opinie> Summier: de scriptie als standpunt
Soms moogt ge ook gewoon plat klappen
Dialect en tussentaal zijn doorheen de twintigste eeuw vakkundig verguisd. In formele situaties is standaardtaal ook vandaag nog de norm. Maar de waarheid is dynamischer, schrijft Miriel Vandeperre.
In onze maatschappij leeft nog vaak het idee dat dialect iets vulgairs is. Het wordt vooral geassocieerd met ongeschoolden. Ook in mijn masterproef over taalvariatie in de soap Thuis werd de traditionele taalideologie bevestigd: mensen uit de lagere sociale klasse, zoals Frank en Simonne, gebruikten meer tussentaal en dialect dan personages uit de hogere klasse, zoals Marianne en Ann. Maar ook hoger geschoolden leren best een mondje dialect.
Toen standaardtaalcampagnes op gang kwamen in West-Europa, predikte de elite voor een strikte taalhiërarchie: standaardtaal was de hoge variëteit, dialect de lage. In Vlaanderen werd er in de 20ste eeuw decennialang een grote ABN-strijd gevoerd. Let daarbij op de tweede letter in het acroniem: de B staat voor 'beschaafd'. Daarmee wordt meteen geïmpliceerd dat alle andere taalvariëteiten onbeschaafd zijn.
Gelukkig bestaat er tegenwoordig zoiets als een postmoderne visie op taal, waarbij verschillende taalvariëteiten naast elkaar mogen bestaan en functioneel geassocieerd zijn met verschillende identiteiten en situaties. Zo sluit standaardtaal dialect niet uit, maar maken ze samen deel uit van een communicatief repertoire. In informele contexten kan je dus prima dialect of tussentaal praten, maar op een mondeling examen kan verwacht worden dat je de standaardtaal beheerst.
En toch is ook die opdeling iets te zwart-wit. Recent sociolinguïstisch onderzoek wijst erop dat ook substandaardtaal - zoals tussentaal - prestige kan bezitten, namelijk dynamisch prestige. De resultaten van mijn masterproef over fictietaal leken eveneens in die richting te wijzen. Marianne is het personage van wie het taalgebruik veruit het dichtst bij de standaardtaal aanleunt. Zij wordt dan ook als rijke doktersweduwe geportretteerd. Haar dochter Ann staat als arts minstens even hoog op de sociale ladder, maar gebruikt gevoelig meer tussentaal.
De taalverschillen tussen de twee benadrukken de tegenstellingen tussen de personages: Marianne als antipathiek, hautain en conservatief, tegenover Ann als sympathiek, down-to-earth en modern. Ook in ander onderzoek naar taalvariatie blijkt standaardtaal soms negatieve associaties te hebben. Is het je bijvoorbeeld al opgevallen dat Draco Malfidus, de arrogante pestkop in Harry Potter, opvallend standaardtalig praat in de gedubde versie?
Het gebruik van tussentaal of dialect kan wel eens in je voordeel spelen in sommige situaties, zélfs formele. Zo is al aangetoond dat wat platter praten tijdens een sollicitatiegesprek best mag. Gaat het over de jobinhoud of je werkervaring, dan praat je best standaardtalig. Dwaalt het gesprek af naar smalltalk en schakelt de recruiter over op dialect? Antwoord gerust in het dialect, zo creëer je een gevoel van connectie en identificatie. Ik kan uit eigen ervaring spreken: een sollicitatiegesprek in het Kempisch kan tot een job leiden. Zij ma zeker!
Dus wanneer je volgende keer een topdokter Kempisch hoort praten op televisie, begin dan niet te twijfelen aan de intelligentie van de arts. Besef dat een dialect niet minder correct, beschaafd of wenselijk is dan een standaardtaal.