recensie> Veel gitaren en een verdwaalde cello
Mister Catfish wint Interfacultaire Rockrally
De bluesrockers van Mister Catfish hebben in Het Depot de Interfacultaire Rockrally gewonnen. Stadswacht pakte de publieksprijs in een sterk bezette finale.
Dinsdagavond. Terwijl het Martelarenplein zich vult met kermismuzak, worden we naar Het Depot gelokt voor interessantere muziekjes. De Interfacultaire Rockrally, een organisatie van LBK en VTK, delft meer dan eens een goudklompje naar boven. Onder andere de Faculty Stars van Atmosfeer, de noiserockers van El Yunque en Kalisto Bay (finalist van De Nieuwe Lichting 2014) stonden er ooit in de finale.
Boondogs: “Veu al os mate da gekomen zijn!”
De vijf bands in de finale spelen elk een volwaardige set van veertig minuten. Een goede graadmeter, maar het zorgt ervoor dat de meeste luisteraars enkel voor ‘hun’ band komen en niet de hele rit uitzitten. Opener Boondogs, die de Kelten vertegenwoordigen, kan om 19 uur dan ook slechts rekenen op een halfvol Depot.
De zanger is als enige bezig met het publiek, de rest staart Alt-J-gewijs naar zijn schoenen
Dat leidt tot een warrig begin. De zanger, in mouwloos jeansvestje, is als enige bezig met het publiek, terwijl de rest Alt-J-gewijs naar zijn schoenen staart. Hun cover van The Stooges’ I Wanna Be Your Dog toont voor het eerst tot wat deze band in staat is: potige grungerock zoals we die graag horen met een Duveltje in de hand.
Na een liedje “veu al os mate da gekomen zijn” neemt de tweede gitarist - rauw, hees en allerminst teder- de microfoon over. Hun laatste cover is fijn, maar eerlijk, we hebben al veel bands betere dingen zien doen met Keep on Rockin’ in the Free World. Boondogs is een band met groeipijn, maar onthoud vooral dat ze groeit.
Between Meadows: branie en bretellen
Between Meadows, in de finale voor Ekonomika, maakt al indruk bij de soundcheck. Bandnaam op het basdrumvel, de drie bandleden strak in het pak en de bretellen: deze jongens zijn mannen met plannen. Gelukkig voor ons blijken die plannen te grooven als een tiet.
Drie bandleden met gevoel voor stijl en grooves achter de hand, dan weet je dat er naar Triggerfinger is gekeken. Voeg daar nog een kletterende drumsolo en een krolse zanger aan toe en je mag blij zijn dat er geen cover met een koffielepel in de set zit. Onderscheiden doet Between Meadows zich een beetje door de zaken iets funkier aan te pakken en het distortionpedaal minder te molesteren.
Afsluiten doet de band met de cover Sexy als ik dans in een stomend jasje. Een paar strategische breaks en de inzet van de zanger doen Het Depot overstag gaan. Between Meadows zoekt duidelijk nog naar een unique selling position, maar heeft gelukkig nog alle tijd om die te vinden.
Jars: de carport van Eddie Vedder
De vertegenwoordigers van VTK, Jars, kunnen moeilijk meer verschillen van hun voorgangers. Hun instrumenten zijn verweerd, hun podiumoutfit in twee tellen bij elkaar gegrist. Het subtiele openingsnummer komt dan ook als een aangename verrassing.
In zulke liedjes komt de stem van de zanger het best tot zijn recht, hoewel Jars ook een aardig potje kan rocken. Helaas blijkt dat niet uit Roar, de Katy Perrycover die de band haastig en ongeïnspireerd afraffelt. Een potige song met een likje noiserock doet het onding gelukkig snel vergeten.
Hun instrumenten zijn verweerd, hun podiumoutfit in twee tellen bij elkaar gegrist
Tegen de laatste nummers komt de band op stoom. De gevoelige nummers gaan nog gevoeliger, de harde nummers nog harder. De muzikanten genieten van hun moment, gooien blikken van vriendschap naar elkaar. Helaas mag het publiek niet meegenieten van het jongens-onder-elkaarsfeertje en blijft het wat buitenspel.
Jars speelt het soort onderhoudende garagerock dat wordt gemaakt in de carport van Eddie Vedder. Is dat bijster origineel? Nee, maar absoluut een luisterbeurt waard.
Mister Catfish: een rollercoaster van suikerbonen
De brave man van VTK die Mister Catfish komt aankondigen, maakt het de band niet gemakkelijk. “Het kindje van Led Zeppelin en Queens of the Stone Age,” dat is een zwaar etiket om als beginnende band op je snufferd te krijgen geplakt.
Tot dit drietal hun instrumenten bestijgt. De bezetting deelt Mister Catfish, dat voor Chemika speelt, met Between Meadows, maar de vergelijking loopt mank. De groep zoekt het veel meer in de stonerrock, met effectenpedalen die overuren draaien, een drummer die de mosterd voor zijn mokerslagen bij Dave Grohl haalde en een zanger met een stembereik zo breed als de Grand Canyon.
Dat neemt niet weg dat de klad er zo rond tweederde van de set een klein beetje in zit. Mind of a Junkie van Anders Osborne blijkt echter een geslaagde cover en voor je het weet zit je weer op de rollercoaster die Mister Catfish heet. Na drie kwartier witheet gitaargeweld blijf je achter met de vraag die de tegenstanders van Tia Hellebaut op de Olympische Spelen hadden: wie gaat daar nog over? En ook, de intro indachtig: waar blijven die suikerbonen?
Stadswacht: crowdpleasen met rechtenmeisjes
Voor archeologenkring Alfa treedt Stadswacht voor het voetlicht. De band is geen klassiek gitaar-bas-drumscollectief, zoals de andere vier kandidaten, maar drijft op akoestische gitaar en elektronische cello. Nog opvallend: de band zingt in het Nederlands, in tijden van Bazart en Ministers van de Noordzee al lang geen schande meer.
Vanaf noot één is het feest. Zelfs een gesprongen snaar tornt nauwelijks aan de tomeloze energie en het studentikoze sfeertje dat de groep uitstraalt. Het tekstuele niveau kent dan weer te veel ups en downs. Grappige nummers als Sarah, over een rechtenmeisje turning cassière, en Rock-'n-rollnerd zijn potentiële radiohits, maar de gevoelige nummers vervallen soms nog in tienerrijmelarij.
Dat neemt niet weg dat Stadswacht het meest weet aan te vangen met het publiek. Zelfs een applausje tussendoor kan er gemakkelijk af. Met een sterk staaltje samenzang rondt Stadswacht een leuke set af, die bulkte van het speelplezier.
Volle sterkte
Afsluiten doet Common Nonsense, de IFR-winnaar van twee jaar geleden. De zanger van de band was helaas ziek en werd vervangen door twee uitstekende, maar onwennige vocalisten. Kabels geraakten verloren, bindteksten werden on the fly verzonnen. Begrijpelijk en vooral alle respect dat het collectief niet afzegde, hoewel ze zich duidelijk niet op het gemak voelden. Tip voor de aanwezigen: ga Common Nonsense eens bekijken op volle sterkte, want in hun nummers zit veel potentieel.
Inmiddels is het kwart na twaalf. Na meer dan vier uur muziek verlangt iedereen naar een uitslag, een pintje en/of zijn bed (schrappen wat niet past). Zoals verwacht en oververdiend grijpt Stadswacht de publieksprijs. De jury, voorgezeten door Klaas Delrue van Het Depot en Yevgueni, had het duidelijk moeilijker om een winnaar aan te duiden. Mister Catfish won het pleit, voor Stadswacht en Jars. Frappant: die eerste twee bands stonden ook vorig jaar al in de finale. Muzikale bloedarmoede bij de studenten? Laat ons hopen van niet.