artikel> Eén op de drie doctoraatsstudenten loopt risico op ernstige mentale problemen
‘We zijn niet welkom. Er is geen hulp voor ons’
Cijfers van onderzoeksbureau ECOOM duiden op een alarmerend probleem met de mentale gezondheid van doctorandi in Vlaanderen. Vicerector Van Audenhove betwist dat en wijst op een grote tevredenheid.
Dertig procent van de doctorandi in Vlaanderen geeft aan zich ongelukkig en depressief te voelen. Zestien procent voelt zich waardeloos. Dat blijkt uit cijfers van het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitor van de Vlaamse Gemeenschap (ECOOM). Het risico op ernstige mentale problemen is bij doctorandi dan ook meer dan dubbel zo groot dan bij de gemiddelde, hoogopgeleide Vlaming.
Doctoraatsstudent Frederik* werkt aan de Arenberg Doctoral School aan zijn doctoraat. Ook hij kampte met psychische problemen: ‘Het was te moeilijk om én die depressie te hebben, én te blijven werken aan mijn doctoraat. Ik lag thuis in mijn bed te bleiten, ik werd betaald door de Vlaamse Overheid en mijn doctoraat ging niet vooruit. ‘Oké, sorry belastingbetalers’. Zo voelde ik me echt.’
ECOOM wijst op risicofactoren zoals de hoge werklast en publicatiedruk. Daarnaast zijn ook het statuut van doctorandi en de moeilijkheden bij de balans tussen werk en leven van belang. Opvallend is vooral dat vrouwelijke onderzoekers een groter risico lopen om psychische klachten te ontwikkelen. Te meer wanneer de onderzoeksgroep alleen of overwegend uit mannen bestaat.
'Ze spenderen niet echt de tijd die ze zouden moeten aan je. Uiteindelijk sta je er gewoon alleen voor'
Daniele
Daniele, doctorandus aan de Arenberg Doctoral School, wijst op het belang van begeleiding: ‘Wel, iedereen heeft stress. Maar daarbovenop zijn er veel problemen die je echt de put in kunnen duwen, zoals de relatie met de promotor. Sommigen hebben een promotor die veel wil publiceren en te aanwezig is - dan heb je elke dag een deadline, of krijg je zelfs ‘s nachts opdrachten. In mijn geval is het omgekeerd. Mijn promotor is een grote naam en heeft geld genoeg. Ze staat heel ver van me af. Ik zeg niet dat ze er niet om geven, want dat doen ze wel, maar ze spenderen niet echt de tijd die ze zouden moeten aan je. Uiteindelijk sta je er gewoon alleen voor.’
An Jansen, beleidsmedewerker voor jonge onderzoekers van de Dienst Onderzoekscoördinatie, wijst op een aantal oorzaken in de werkomgeving: ‘Er lijkt meestal een combinatie van factoren te spelen. Er is de publicatiedruk, de zorgen over financiering en begeleiding en de onzekerheid over de verdere loopbaan. Het is dus niet zo dat we dit kunnen herleiden tot één probleem.’
Betwist
Binnen de KU Leuven worden de cijfers van ECOOM echter betwist. De KU Leuven monitort het welzijn van haar doctorandi zowel door exitbevragingen aan het einde of na het stopzetten van het doctoraat, als door de algemene tevredenheidsenquête die aan personeel van de KU Leuven voorgelegd wordt. Zowel An Jansen als Chantal Van Audenhove, vicerector Studentenbeleid, verwijzen naar de laatste tevredenheidsbevraging uit 2015 om te argumenteren dat het wel meevalt met het psychisch welzijn van de doctorandi aan de KU Leuven.
'Een doctoraat maken is toch wel een van de meest gunstige werkomgevingen die je kunt bedenken'
Chantal Van Audenhove, vicerector Studentenbeleid
Het bijzonder academisch personeel, waaronder de doctorandi vallen, blijkt de personeelsgroep met de hoogste tevredenheidsgraad. Hoewel zij wel de groep zijn die het meeste moeite ondervindt bij het inbouwen van rustmomenten en het behouden van een gezonde werk-privé balans, zijn ook daar de cijfers betrekkelijk laag.
Voor vicerector Van Audenhove reden genoeg om zich vragen te stellen bij het onderzoek van ECOOM. Ze reageert op de tenen getrapt: ‘De cijfers van ECOOM moeten ons de wenkbrauwen doen fronsen, want een doctoraat maken is toch wel een van de meest gunstige werkomgevingen die je kunt bedenken. Wat ook een probleem is met die ECOOM-studie is dat ze zeggen: een doctoraat veroorzaakt psychische problemen. Dat is toch ook niet het geval. Een werkomgeving kan een uitlokkende factor zijn, maar er zijn vele uitlokkende factoren: familiale context, voorgeschiedenis, persoonlijke problemen.’
Nochtans wijzen de cijfers van ECOOM op een opvallend hoger risico op mentale gezondheidsproblemen bij doctorandi tegenover andere hoogopgeleiden. Het is bovendien niet zo dat het rapport beweert dat een doctoraat psychische problemen zou veroorzaken. De studie geeft duidelijk aan dat de data geen finaal antwoord mogelijk maken op de vraag of doctoreren iemands mentale gezondheid negatief beïnvloedt, of dat personen die vatbaarder zijn voor mentale problemen meer geneigd zijn te kiezen voor een doctoraat. Wel wijst de studie op de significante invloed van stressoren in de werk- en organisatiecontext van werknemers - al dan niet als uitlokkende factor.
Van Audenhove heeft niet direct een verklaring voor de discrepantie in cijfers tussen de ECOOM-studie en de tevredenheidsenquête van de KU Leuven: ‘Dat kunnen wij moeilijk zeggen. Misschien is een achterliggende reden wat we allemaal al doen binnen de KU Leuven om doctoraatsstudenten te begeleiden.’ De ECOOM-studie geeft dan weer aan dat er tussen de verschillende universiteiten van Vlaanderen geen significante verschillen zijn in het risico op een ernstig mentaal gezondheidsprobleem.
Niet welkom
De KU Leuven heeft naar eigen zeggen aandacht voor het mentale welzijn van haar doctorandi. Op vlak van preventie richten de initiatieven zich vooral op het bestrijden van de onzekerheid over de professionele toekomst. Negentig procent van de doctorandi komt namelijk niet in de academische wereld terecht. Het is vooral op deze stap dat zij worden voorbereid. Het YouReCa Career Center, gericht op jonge onderzoekers, geeft informatie en sessies rond mogelijke loopbaanpaden en over de combinatie werk-privé.
De immense publicatiedruk pakt de universiteit helemaal niet aan. Doctorandi moeten zich daar tegen wapenen met opleidingen rond veerkracht en weerbaarheid. Een heleboel tips en tricks dus; in welke mate doctorandi en promotoren effectief van dit aanbod gebruikmaken, is onduidelijk.
'De universiteit zorgt er eigenlijk gewoon voor dat ik een bureau heb om aan te zitten. En potloden'
Frederik
Wanneer het echt misgaat, hebben sommige doctorandi het gevoel in de kou te blijven staan. Doctorandi met problemen kunnen terecht bij de doctoraatsombudsen en wanneer er echte psychosociale problemen blijken te zijn, worden ze doorverwezen naar het IDEWE, een vzw die instaat voor medisch toezicht en risicobeheersing op de werkvloer; of naar het studentengezondheidscentrum.
In de praktijk bieden beide diensten echter hoogstens eerstelijnshulp aan. Beleidsmatig is er bovendien voor gekozen om het tweedelijnsaanbod van het studentengezondheidscentrum niet open te stellen voor doctorandi. Die worden na een eerste gesprek dan indien nodig doorverwezen naar de private markt.
Jan* doctoreert in de rechten en voelt zich hierdoor in de steek gelaten: ‘Voor doctorandi is er geen psychologische hulp vanuit de KU Leuven zelf. Niet welkom, er is geen hulp voor ons. De huisartsen wel, maar de psychologen niet. Dat komt in mijn ogen dan neer op: trek uw plan. Dus doctorandi die uiteindelijk de soms grote stap zetten naar psychologische hulp, komen dan bij duurdere psychologische hulp uit, met het risico dat die praktijk minder ervaren is inzake doctorandi, terwijl de KU Leuven dat zelf wel heel goed zou kunnen.’
Ook met de financiering van het doctoraat bij langdurige afwezigheid door psychische problemen kunnen moeilijkheden ontstaan. Dat hangt af van welk statuut de doctorandus heeft. Frederik* werkte door zijn gezondheidsproblemen zijn doctoraat niet af binnen de betaalde termijn. ‘Ik ben geen werknemer van de KU Leuven. De universiteit zorgt er eigenlijk gewoon voor dat ik een bureau heb om aan te zitten. En potloden. Voor de rest heb ik geen rechten. Allez, ik mag naar de Alma enzo, ik ben vrije medewerker. Het geld kwam allemaal van de Vlaamse Overheid. Dat laatste is nu niet meer zo.’ Zoals wel meer van zijn collega’s werkt Frederik zijn zware doctoraat dus onbetaald af.
*Frederik en Jan zijn gefingeerde namen.