artikel> “Zeggen dat iemand politiek correct is, is altijd een verwijt”
Politiek vocabularium (3): Politiek (in)correctheid
“Neger” en “gehandicapte” zijn geband uit ons taalgebruik. Politieke correctheid wordt hoog in het vaandel gedragen, al staat het volgens sommigen ook maatschappelijke discussie in de weg.
Sinds de Verlichting zijn gelijkheid en vrijheid hoekstenen van de westerse samenleving. Met de opkomst van een diverse samenleving lijkt het steeds moeilijker om gepast om te gaan met gelijkheid.
“Het zogenaamde parler vrai, waarbij men rechtuit kan zeggen waarop het staat, speelt vanaf de jaren 90 een belangrijke rol in het migrantendebat. Men wilde de tolerante houding van toen ten opzichte van culturele diversiteit doorprikken,” vertelt socioloog Nadia Fadil.
“Zeggen dat iemand politiek correct is, is altijd een verwijt,” vult politicoloog Marc Hooghe aan. “Politieke correctheid geeft dan de suggestie van een soort gedachtepolitie, waarbij je niet durft zeggen waar het op staat.”
"Nu wordt politieke correctheid als retorische truc gebruikt om niet in te hoeven gaan op de argumenten van een ander”
Marc Hooghe, politicoloog
Volgens Fadil is de opkomst van dat verwijt een gevolg van het verdwijnen van de klassieke breuklijn tussen links en rechts: “Er ontstaat een nieuwe politieke breuklijn, waarbij je jezelf positioneert ten opzichte van culturele diversiteit. Weinig politici claimen dat ze tegen diversiteit zijn, dus hebben ze een andere taal nodig. Die taal is schijnbaar apolitiek, maar er schuilen wel degelijk politieke visies achter.”
Hooghe wijst op een opvallende parallel aan het eind van de achttiende eeuw: “Hetzelfde gebeurde toen met “ideologie”. Door te zeggen dat het louter ideologie is, verwijt je de ander niets van de feiten af te weten en zich te laten leiden door vooroordelen. Nu wordt politieke correctheid als retorische truc gebruikt om niet in te hoeven gaan op de argumenten van een ander.”
“De opkomst van politieke correctheid als verwijt heeft schadelijke gevolgen,” vindt Fadil. “Tegen iemand die rechts is kan je zeggen dat je het niet eens bent met zijn visie. Wanneer je iemand verwijt politiek correct te zijn, maak je een aanspraak op de waarheidsclaim van die persoon. Dat heeft zeer diepe implicaties.”
Censuur
Al vinden anderen dat we té politiek correct zijn geworden en zo bepaalde discussies blokkeren. Jurist en filosoof Matthias Storme vergelijkt politieke correctheid met een vorm van censuur: “Censuur in strikte zin houdt in dat de overheid bepaalde zaken verbiedt, maar censuur in de ruime zin houdt in dat bijvoorbeeld een krant bepaalde zaken niet zal publiceren. Die grenzen verschuiven voortdurend, maar houden rekening met die politieke correctheid.”
“Mensen lopen op eieren omdat ze bij het minst beschuldigd worden van een fobie"
Matthias Storme, rechtsfilosoof KU Leuven
Cultuursocioloog Rudi Laermans beschouwt deze ontwikkeling als normaal: “Ik stel vast dat het politiek correcte spreken is genormaliseerd in beleidsdocumenten. Organisaties letten vandaag op hun taalgebruik.”
Filosoof Thomas Decreus vindt de notie van censuur misplaatst in het debat omtrent politieke correctheid: “Het is een fundamenteel onderdeel van de democratie om voortdurend te debatteren over wat gezegd en gedaan kan worden en wat niet.”
Al ondervindt Storme dit zelf anders: “Onlangs werd op een vergadering een bepaalde problematiek uiteengezet. Een collega ontwikkelde daarop argumenten, maar kreeg te horen dat die niet relevant waren omdat hij behoorde tot de blanke middenklasse.”
Dalilla Hermans, lid van Groen en van Afrikaanse origine, schreef vorig jaar een opiniestuk over politieke correctheid: “Iedereen met een andere culturele achtergrond heeft wel eens meegemaakt dat mensen in groepsgesprekken bepaalde zaken omzeilen omdat je erbij bent. Ik vind het beter dat ze beseffen dat wat ze gaan zeggen offensief is, dan dat iedereen zijn eventuele racistische gedachtegoed zou spuien.”
“Als je iets zegt, krijg je onmiddellijk het etiket van islamofoob,” vindt Storme. “Mensen lopen op eieren omdat ze bij het minst beschuldigd worden van een fobie.”
Decreus vindt daarentegen dat dit aantoont dat de grenzen in ons denken aan het verschuiven zijn: “Het debat mag en moet scherp gevoerd worden. Een mooi voorbeeld is de hele heisa rond Zwarte Piet. Je ziet dat daar veel emoties mee gepaard gaan, omdat er iets op het spel staat.”
Storme bestempelt de al te strenge politieke correctheid als elitair en een vorm van kolonialisme binnen de eigen cultuur: “Er is niets mis mee om mensen te overtuigen van het feit dat hun ideeën slechte gevolgen hebben. Dat is de essentie van het maatschappelijk debat. Maar er zit een belangrijk verschil tussen mensen overtuigen en mensen iets verbieden.”
Clash
Het maatschappelijk debat wordt steeds meer beïnvloed door sociale media. “Op Twitter krijg je de extreme stemmen. Iemand die voor het compromis is, zal dat nooit tweeten. De modale Belg is een gematigde Belg, wat je niet zou zeggen als je op sociale media zit,” vindt Hooghe.
Fadil beaamt dat de media weinig genuanceerd zijn: “Hoe meer het clasht, hoe beter het verkoopt. Het debat over diversiteit wordt meestal vanuit een gepolariseerd kader gevoerd. Ook al mogen de verhalen zélf genuanceerd zijn, doordat het kader zo is gaat deze nuance snel verloren. Er zijn weinig alternatieve fora waar dezelfde problematieken op een niet-gepolariseerde manier aan bod komen.”
Al ligt niet alle schuld bij de media. Ook ons onderwijs schiet volgens Decreus tekort: “Er is een ontzettend tekort aan historische kennis. Veel studenten kunnen het verschil niet uitleggen tussen racisme of xenofobie.”
Hooghe blijft positief: “Ik vertrouw in de redelijkheid van de mensen. In de media valt de matigende invloed van menselijke contacten weg, waardoor al snel automatisch polarisering ontstaat. Maar vele interessante sociale experimenten tonen aan dat bij face-to-face-interactie die extreme meningen afgezwakt worden.”