reportage> Volkse kroegen: Café Jeeskesboom
Jezus heeft een boom en die staat in Leuven
In deze kroegentocht struinen we voor een keer niet de Tiensestraat door. We doen het wat verderop in de Diestsestraat en passeren vier volkse kroegen. Aflevering 2: Café Jeeskesboom.
Het is woensdagmiddag, drie uur, wanneer we met zijn drieën de Diestsestraat doorwandelen op zoek naar onze volgende stop. De één bracht geen geld mee, dus betaalt de ander. Twee van ons kampen bovendien nog met een kater van de vorige avond en we vragen ons af waarom we zo vroeg alweer gaan pintelieren.
Aan het eind van het winkelgedeelte zien we op de hoek een klein café met een nis in het raam en een boom ervoor. Passend, denken we. Wat Jeeske met de boom te maken heeft, blijft vooralsnog een raadsel. We gaan binnen en belanden in een kleine, bruine kroeg met een oude telefoon naast de deur.
We laveren ons naar een tafeltje achteraan en bestellen een pint, een grote. De sfeer is wat grauwer dan in de Marengo, maar ook hier zitten - naar ons gevoel - vooral vaste klanten. De mensen rondom ons dragen verschillende leeftijden met zich mee, maar zijn toch vooral oud. Naast ons bestelt een enkele man intussen een thee en een rode wijn.
Tja, de gustibus et coloribus zullen we maar zeggen. Achter ons hangen twee foto’s van het café, eentje na elke Wereldoorlog. Het café is oud. Volgens de cafébaas moet hier al in de zeventiende eeuw een microbrouwerij geweest zijn.
Vette Eddy
Na ons eerste pintje begeven we ons rustig naar de toog, waar we Pascal aantreffen. Hij vertelt de barman over de strikte regulering voor verhuurders in Leuven. We vangen iets op over een blauwe kaart, een groene kaart en het gebrek aan controle.
Ons vertelt de olijke, ietwat dikke man dat hij in een mobilhome slaapt. Pascal is duidelijk van het type dat het eeuwige vrijgezellenleven omarmd heeft. ‘Als je een vrouwtje aan de haak slaat op café, heb je meteen een plaats om naartoe te gaan. Anders is het altijd van ‘bij jou of bij mij?’ Met een mobilhome ontwijk je dat, want je staat vlakbij de deur.’ We richten ons weer tot de barman.
‘Als je een vrouwtje aan de haak slaat op café, heb je meteen een plaats om naartoe te gaan.’
Pascal
Na een kort babbeltje over koetjes en kalfjes, valt ons arendsoog op een nis achter de bar, beplakt met zes doodsprentjes van klanten. De man vertelt ons dat er vroeger een stuk meer aan hingen, maar dat hij sinds korte tijd is overgestapt op een ‘een jaar dood is in de kast’ policy.
Prominente figuren aan de muur zijn onder meer Frans, die zich letterlijk heeft kapotgezopen, en Vette Eddy. Achter ons spelen enkele vaste klanten Uno; een jonge vrouw uit de groep kijkt op bij het horen van die naam. Zij vertelt het hele café gedetailleerd hoe Vette Eddy zijn frieten at: ‘Eating chips like a little girl. So fat.’ Ze doet het hem fijntjes na, met tussen duim en wijsvinger frietje per frietje.
‘He was eating chips like a little girl.’
De meest opvallende figuur op het prikbord is Wappe, fervent OHL-supporter en ex-chauffeur van Theo Francken. De barman blijkt overigens Franckens neef. Die dubbele link met het café zorgt ervoor dat de staatssecretaris, tegenwoordig weliswaar minder, hier wel eens een pintje durft te drinken op een minder drukke dag.
Een korte politieke discussie later (een logisch gevolg van het vernoemen van onze vriend Theo) moeten we toegeven aan ons slaapgebrek. Wij gaan een dutje doen, de vaste klanten blijven lustig eentje drinken. Hopelijk zijn we toch wat frisser bij het vervolg van onze kroegentocht.