reportage> Volkse kroegen: In De Toewip
‘Ik wip al 65 jaar’
In deze kroegentocht struinen we voor een keer niet de Tiensestraat door. We doen het wat verderop in de Diestsestraat en passeren vier volkse kroegen. Derde halte: In De Toewip.
Kalmer dan Café Marengo, minzamer dan De Jeeskesboom. In De Toewip is geen café als een ander. ‘De Polle’ staat hier al meer dan 41 jaar achter de toog. De man verkoopt de boel en Stad Leuven zou erg geïnteresseerd zijn. ‘Ze willen het behouden zoals het is’, wordt ons ingefluisterd.
‘Hé profiteurs! De deur stond open zeker!’ Een man die vanaf een tafeltje aan het raam alles overschouwt, heet ons - zo vermoeden we - welkom. Het is verrassend druk voor een doordeweekse dinsdagmiddag. Er staat een topbiljart en we leggen elkaar de regels uit.
KNAL. De witte het gat in. Je duwt je keu zachtjes tegen de bal, tenzij je een opening ziet. Dan mik je de bal hard en recht tussen de twee toppen van je tegenstander het gat in. Twee heren doen het ons voor.
De ene valt niet op door het karakteristieke uiterlijk van de andere: een ingedeukt gezicht, grijze baard en sik. De wat stoere man rookt elke tien minuten een sigaret, heeft een buikje dat onder zijn vest piept, en een vest die zowat iedereen hier draagt. Ze noemen zich ‘Schriek’ - softer dan een motorbende, fikser dan een petanqueclub.
Plots weerklinkt een kort, onverstaanbaar gebral uit de luidsprekers van het café. Het meisje in ons gezelschap gaat uit nieuwsgierigheid naar het toilet, waar een gang uitmondt op een zaaltje. Studenten kunnen er cantussen, maar de senioren van vandaag leggen zich liever toe op het binnenwippen, een aloude volkssport en discipline binnen het handboogschieten.
Jong ding
Het café heeft de tand des tijds maar net doorstaan. De booth waarin we zitten, kan een likje verf gebruiken. Tussen de grijze massa van winkelruimtes zegt de voorkant van het café in blauwe en gele tegels vriendelijk gedag. Je kan hier komen voor een tijdloos moment: het verval merk je niet wanneer de tikkende wijzers voor één keer kalmerend werken.
Die zonder tanden, de man die ons eerder begroette, komt de gang uitgestormd: ‘Z’ is aan ‘t leren wippen, da jong ding.’ We kijken naar elkaar, schuifelen wat ongemakkelijk op onze stoel en vragen de man zich te herhalen. ‘Jong ding’ zal voor de rest van de dag haar roepnaam zijn. Intussen is het café beetje bij beetje leeg gelopen. De drukte van daarnet heeft zich verplaatst naar het meisje en de wip.
De schutters, met een gemiddelde leeftijd van zeker boven de zestig, proberen zoveel mogelijk ‘vogelkes’ op 28 meter hoogte neer te schieten. Puntjes scoren en omzetten in geld. Wij schuilen onder een afdakje en duiken weg voor de verdwaalde pijlen. ‘T is pas als de pijlen terug naar boven ketsen, da ge moet oppassen.’ We worden gewaarschuwd voor elk mogelijk scenario.
'Ge speelt om te verliezen'
Het is hier een drukte van jewelste, in ieder geval minder kalm dan je zou denken. Pijlen worden aangedragen, bogen gespannen. ‘De Polle’ - zo zijn er hier wel meer - drinkt te veel en ‘moet nu toch wel eens komen schieten.’ In het zaaltje naast de wip wordt er wat gekaart.
Eenmaal terug aan ons tafeltje, staat er weer een nieuwe verrassing te wachten. Nippend van onze Stella observeren we hoe de gokkast tot leven komt. De bedoeling is om zoveel mogelijk 3-op-een-rij combinaties te maken. Geen gemakkelijke opgave, natuurlijk. ‘Ge speelt om te verliezen’ en inderdaad, wij zijn plots vijftig cent armer.
Nadat één van ons er toch nog in slaagt wat geld uit de kast halen, maken we ons gauw uit de voeten. We maken ons op voor het slot van de kroegentocht, het beruchte ‘In Den Ouden Tijd.’