artikel> De normalisering van overmatig alcoholgebruik
Hoe slechtgaan normaal werd
Alcohol wordt beschouwd als een vaste factor in het studentenleven. Door die normalisering krijgt alcoholmisbruik vrij spel.
Een cantus op wodka, het wereldrecord Ad Fundum, Perte Totale TD ... Dergelijke evenementen zijn geen onbekenden in het Leuvense uitgaansleven. Je merkt het aan de uitgeregende posters op voorhand, en aan de gele, groene (en ja, soms zelfs blauwe) plasjes kots achteraf.
Feit is dat alcohol als drug genormaliseerd is in de samenleving, hoewel alcohol door weinig studenten als drugs wordt beschouwd. Zoiets als een overdosis aan alcohol 'bestaat niet'.
Toch zijn er weinig andere softdrugs waarvan je na één avondje gebruik gemakkelijk overgeeft of zelfs bewusteloos geraakt. En nog minder die op lange termijn zo gevaarlijk en verslavend zijn.
‘Indien alcohol vandaag werd ontdekt in het laboratorium, zou het bijna niet meer worden toegelaten op de markt'
Jan Tytgat, toxicoloog aan de KU Leuven
Jan Tytgat, toxicoloog en professor aan de KU Leuven, stelt dat alcohol bij bepaalde hoge dosissen zeker als harddrug kan worden geclassificeerd. ‘Indien alcohol in deze tijd werd ontdekt in het laboratorium, zou het bijna niet meer worden toegelaten op de markt. De maatschappij is bijzonder tolerant ten opzichte van een stof die bij langdurig en intens gebruik zeer kwalijke effecten veroorzaakt.’
Normalisering door media
‘Een complex samenspel van factoren zorgt ervoor dat alcohol op die manier genormaliseerd wordt’, legt Joris Van Damme, onderzoeker bij de VAD. VAD is het Vlaams expertisecentrum voor alcohol, illegale drugs, psychoactieve medicatie, gokken en gamen.
‘Een eerste element is de representatie in de media: als men in soaps, krantenartikels enzovoort steeds focust op bepaalde excessen in het studentenleven zonder dat dat per se een alledaags gegeven is,' zegt Van Damme, 'kan dat een bepaald beeld vormen over alcohol in het studentenmilieu.'
Volgens Van Damme geldt hetzelfde voor sociale media. 'Hier wordt heel vaak een positief beeld opgezet van alcoholmisbruik: men post over grote verhalen, de leuke avond, zotte dingen die je hebt meegemaakt. Negatieve aspecten van alcoholmisbruik blijven er onbelicht. Dat is ook zo in gewoon mondeling contact tussen studenten, wanneer dingen worden weggelachen of er stoer gedaan wordt over bepaalde uitspattingen.’
‘Ik stop zodra ik afstudeer’
‘Ook de maatschappij draagt hieraan bij', denkt Van Damme. 'Veel mensen zien (zwaar) drinken als een belangrijk onderdeel van het studentenleven. Dat is een perceptie waar heel veel partijen soms van overtuigd zijn: familie, vrienden en mensen in de omgeving van de student gaan zo ook overmatig alcoholmisbruik vergoelijken en normaliseren. Ze zijn ervan overtuigd dat studenten dit gedrag wel zullen ‘ontgroeien’, eenmaal ze meer verantwoordelijkheden opnemen in hun leven.'
'Alcohol ontgroeien verloopt niet altijd even vlot'
Joris Van Damme, onderzoeker bij de VAD
'Dit ‘ontgroeien’ verloopt echter niet altijd even vlot. Zo toont onderzoek dat zwaar en problematisch drinkende studenten geregeld stevig blijven drinken tijdens hun professionele carrière', vervolgt Van Damme.
Daarnaast kent alcohol ook verschillende kortetermijngevolgen die de gezondheid en het welzijn van studenten negatief beïnvloeden. 'Zo krijg je dus door een samenspel van factoren een situatie waarin iets essentieel problematisch als alcoholmisbruik genormaliseerd wordt. Die normalisering an sich zal dan ook effectief bepaald gedrag uitlokken of in de hand werken', volgens Van Damme.
Omgeving speelt grote rol
Hoe valt die normalisering tegen te gaan? ‘Door sensibiliseringscampagnes,' denkt Van Damme, 'maar minstens even belangrijk is de structurele aanpak. Met als eerste punt het voorzien van goede alternatieven voor alcohol op studentenevenementen. Zodat je als je niet drinkt niet meteen aangewezen bent op water maar bijvoorbeeld ook eens een lekkere mocktail kan krijgen. Ook spelen de instellingen vaak een te kleine rol, doordat ze geen duidelijke visie hebben op alcohol en studenten of die niet communiceren.’
In zijn doctoraat ‘Determinants of alcohol use among students in higher education’, beschrijft Van Damme concreet hoe omgevingsfactoren invloed hebben op het drankgebruik van bepaalde studentengroepen. De studie toont bijvoorbeeld aan dat er een verschil is in de prevalentie van maandelijks bingedrinken tussen faculteiten: faculteiten met bijvoorbeeld meer kotstudenten kennen meer gevallen van bingedrinken. Daarnaast spelen ook faculteitspecifieke factoren (zoals de ligging, het al dan niet hebben van een alcoholbeleid …) een rol.
Deze resultaten tonen het belang van interventies die zich ook richten op omgevingsfactoren.
Zo zou het interessant zijn, mochten interventies zich richten op onderwijsinstellingspecifieke karakteristieken, bijvoorbeeld door de ontwikkeling en duidelijke communicatie van een alcoholbeleid naar studenten. Daarnaast beschrijft de literatuur ook dat ouders met studerende kinderen in het hoger onderwijs een niet te onderschatten invloed blijven hebben op het drinkgedrag van deze jongvolwassenen.