artikel> Studenten en ontwikkelingssamenwerking
'Ga je voor foto’s met gekleurde kindjes op je Facebookprofiel?'
Je bent jong, gemotiveerd en wilt iets betekenen. Veel studenten trekken voor stages, onderzoek of vrije tijd naar het Zuiden.
Voluntourism: het is een populaire mengvorm van toerisme en vrijwilligerswerk. De horrorverhalen die dit fenomeen soms teweeg brengen, zijn ondertussen al vaker in de media belicht, zoals dossiers in MO* of De Groene Amsterdammer illustreren.
Toch trekken veel studenten ook naar het Zuiden voor hun studies. Dat gaat van stages binnen de lerarenopleiding tot onderzoeksprojecten voor masters bio-ingenieurs. Veel studenten vertrekken met de beste bedoelingen. Maar hoe kan je dit controleren? En hoe kan je zelf op een zinvolle en ethische bewuste manier een bijdrage leveren?
White savior complex
Ontwikkelingssamenwerking: het voelt gauw heel nobel. Toch is de eerste stap de eigen houding kritisch proberen te bekijken. Het concept houdt in dat de student een meerwaarde zou vormen bij de ontwikkeling van een land.
‘Dat leidt snel tot het idee van de witte man die nodig zou zijn voor de ontwikkeling van armen in de wereld’, vertelt Sebastian Van Hoeck, vormingsgever bij het Universitair Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking (UCOS). ‘En ook bij de mensen zelf creëer je het idee dat ze afhankelijk zijn van rijke, blanke mensen.’ Die beeldvorming is wat men het white savior complex noemt.
'Puur het idee dat je ergens naartoe gaat waar je de taal niet kan spreken, de lokale context niet kent en de complexe sociale problemen helemaal niet kan inschatten en dan toch denken ‘ik ga daar mensen helpen’'
Sebastian Van Hoeck, vormingsgever bij UCOS
Maar ook je concrete redenen als individu kunnen in vraag gesteld worden. ‘Je moet er niet enkel bij stil staan waarom je het wil doen, maar ook hoe en met welke organisatie en wie er effectief baat bij heeft’, vertelt Benjamin Steegen, verbonden aan de Onderzoeksgroep Moderniteit en Samenleving KU Leuven. ‘Voor foto’s met gekleurde kindjes op je Facebookprofiel?’
UCOS biedt ook vormingssessies aan studenten die een stage of uitwisseling in het Zuiden doen. Het doel van die dag is grotendeels deze beeldvorming in vraag te stellen. ‘Je moet nederig kunnen zijn en kunnen toegeven: Mijn bijdrage is zeer klein en eigenlijk gaan we voor onszelf’, vertelt Van Hoeck. ‘Dan is de kans kleiner dat je mensen met een foute insteek gaat helpen.'
Hij wijst erop dat het wanneer je naar het Zuiden trekt, je de taal niet kan spreken, de lokale context niet kent en ook de complexe sociale problemen helemaal niet kan inschatten. 'Als je dan denkt: ‘ik ga daar mensen echt kunnen helpen’ is dat vaak overmoedig en leidt dat tot teleurstellingen voor beide kanten.'
Westerse expertise
Ook Simon, een student die in 2012 als vrijwilliger voor Bouworde naar Roemenië trok, heeft retrospectief gemengde gevoelens. Hun doel was een plaatselijke school onderhouden. ‘Als ik eerlijk ben, waren we absoluut geen meerwaarde’, vertelt Simon. ‘Het ding is: We hebben daar niks gedaan dat die mensen daar zelf ook niet kunnen.’
Benjamin Steegen raadde zijn leerlingen aan na te denken over wát ze eigenlijk te bieden hebben. ‘Je moet niet gaan denken dat je een les Engels kan geven, enkel omdat je toevallig een mondje Engels kan’, vertelt Steegen. ‘Dat zou omgekeerd zeer vreemd zijn: Beeld je eens in dat het omgekeerde zou gebeuren, dat een jongere uit India zonder specifieke kwalificaties hier een klasje zou overnemen.' Steegen noemt dit een voorbeeld van een een westers superioriteitsgevoel.’
Een gebrek aan een strenge selectie van de student kan al een signaal zijn. Soms is er niet meer nodig dan een motivatiebrief vooraleer de student kan vertrekken. ‘Als je een bepaalde expertise nodig hebt’, vertelt Janus Verrelst, vormingsgever bij de Universitaire Stichting voor Ontwikkelingssamenwerking (USOS), ‘dan moet je toch tenminste je best doen om die te vinden?’
Wanneer de student in kader van een stage of thesisonderzoek vertrekt, kan hij er meestal van uit gaan dat hij wel in zijn sector van expertise terecht zal komen. Maar het impliceert ook dat wanneer de student bijvoorbeeld de job van leerkracht ergens gaat vervullen, dat dat een job minder is voor de plaatselijke bevolking.
Suriname vormt zo een bekend voorbeeld. ‘Suriname is een gemakkelijke en veilige plek om studenten heen te sturen en de taal is een voordeel. Er zijn ook best wat scholen en ziekenhuizen, wat veel verpleegkundigen en leerkrachten in opleiding aantrekt’, vertelt Sebastian. ‘Maar het gevolg is wel dat je de lokale studenten volledig wegdrijft.’ De Westerse studenten zijn niet enkel talrijk, ze betalen vaak ook een bepaald bedrag voor het plaatselijke verblijf, waardoor lokale studenten achterop gesteld raken.
Samenwerking
Het ligt voor de hand dat ontwikkelingssamenwerking gebaseerd is op de ontwikkeling van een lokale gemeenschap, en dat projecten zich baseren op de noden van die lokale gemeenschap. ‘Toch wordt dat vaak over het hoofd gezien. Het project moet echt in handen zijn van de lokale bevolking’, aldus Van Hoeck. ‘Als dat niet het geval is, is de kans best groot dat het project faalt. Dan is het niet meer dan een idee van het buitenland dat geëxporteerd wordt.’
Wanneer de student bijvoorbeeld de job van leerkracht ergens gaat vervullen, betekent dat een job minder voor de plaatselijke bevolking
Want een project dat enkel door tijdelijke vrijwilligers gedragen wordt, is nu eenmaal niet duurzaam. Sommige organisaties werken dan ook volgens het principe dat het project sowieso doorloopt, of de vrijwilliger nu komt of niet. ‘Dan vermijd je dat je in de zomerperiode plots 20 vrijwilligers hebt en voor de rest van het jaar niets', legt Van Hoeck uit. 'Dan krijg je projecten die niet afhankelijk zijn van witte jongeren.'
Universiteiten hebben vaak een officiële samenwerking met een andere universiteit of ziekenhuis, waar op langere termijn studenten naartoe kunnen, maar waar ook omgekeerd studenten naar hier komen met het oog op een volwaardige uitwisseling van kennis.
‘Voor studenten die binnen hun opleiding vertrekken is dit zeer interessant’, vertelt Van Hoeck, ‘net omdat het kadert binnen een groter geheel: De samenwerking gaat verder dan enkel studenten uitsturen.’
Toch is het niet altijd simpel voor een student om dit zeker te weten. Een goed contact met de docent of promotor is dan ook belangrijk. Ook is er een ander nadeel: de student kan het gevoel krijgen er alleen voor te staan. Ieben, een masterstudent bio-ingenieur, vertrekt deze zomer naar Ethiopië voor zijn thesisonderzoek. 'Ik vertrek zeker niet met een commerciële organisatie, en ik ga daar ter plaatse nog veel praktische zaken moeten regelen. Van verblijf heb ik momenteel nog geen idee. Persoonlijk vind ik dat ook geen probleem, het vergt gewoon een portie zelfstandigheid.' Andere studenten regelen ter plaatse contacten met plaatselijke studenten, die mogelijk willen helpen met de taal.
‘Het is paradoxaal dat wanneer er samenwerking is tussen twee universiteiten dat je toch het gevoel kan krijgen om aan je lot worden overgelaten. Het is niet de prioriteit van academisch personeel om je te ondersteunen in bijvoorbeeld accommodatie,’ vertelt Verrelst, 'maar je past misschien wel in een groter geheel van samenwerking en kennisoverdracht.’
Menswaardig contact
Maar ook met organisaties zoals Academics For Development (AFD) kan je aan ontwikkelingssamenwerking bijdragen, los van een verplichte stage of onderzoek.
AFD is een organisatie die de academische expertise van studenten inzet bij ontwikkelingssamenwerking. Hun projecten worden steeds met een lokaal actieve partner vorm gegeven. Maar toch is het niet altijd mogelijk om te garanderen dat het project volledig uit lokale noden ontstaat -en niet uit de interpretatie daarvan.
‘Principieel staan wij volledig achter het baseren van de projecten op lokale initiatieven, maar dat is soms moeilijk om daar van hieruit 100% zeker van te zijn. We werken altijd met lokale partners’, vertelt Julie Stuckens, bestuurslid bij AFD.
USOS zelf organiseert ook inleefreizen en onderzoekstages. Bij de inleefreizen is de insteek net dat de student helemaal niets mag doen. ‘Het draait volgens mij veel meer om de contacten die je legt met mensen’, vertelt Verrelst, ‘om het doorbreken van stereotypen aan beide kanten van het spectrum in plaats van expliciet mensenlevens gaan veranderen in een context die je helemaal niet kent.’
En dat is dan ook een belangrijk punt voor de vertrekkende student: is er ruimte om mensen te ontmoeten? ‘De student moet erbij stil staan of er aandacht is voor een menswaardig contact met lokale mensen’, vertelt Van Hoeck.