artikel> Slechts 20% van doelgroep behandeld
De drempel tot het studentengezondheidscentrum
Het studentengezondheidscentrum behandelt slechts 20% van de studenten die psychische hulp nodig hebben. Gevolg van stigma en hoge drempel psychische zorg.
Slechts 20 % van de studenten die het echt nodig hebben, krijgen effectief psychische hulp. Deze treatment gap is niet uniek voor de KU Leuven, in gemiddeld tot rijke landen ligt de behandeling steeds rond de 30% van de groep die het echt nodig heeft.
Toch is het opmerkelijk dat zelfs aan een universiteit die actief inzet op een studentengezondheidscentrum met psychologen en psychiaters de output zo klein is.
Anne Neyskens, hoofd van het studentengezondheidscentrum nuanceert: ‘De treatment gap is een complex gegeven dat niet op een eenvoudige wijze is op te lossen. Als we kijken naar factoren die gekoppeld zijn aan het probleem van de treatment gap zien we dat hier vooral cognitieve factoren in meespelen, met name de gedachte dat behandeling niet nodig is, en niet per se het aantal hulpverleners.’
‘Niet alle studenten die hulp nodig hebben vinden de weg naar de hulpverlening. Daarom zetten wij de afgelopen jaren erg in op de organisatie van een laagdrempelige instroom, onder andere bieden we elke student een eerste gesprek aan bij een psycholoog binnen de drie dagen. Dit is revolutionair binnen de geestelijke gezondheidszorg, zeker in een land als België waar de eerstelijnpsycholoog de facto nog niet bestaat.’
‘Een eerste stap die we zetten om hiermee om te gaan is een stap zetten naar de studenten met een integratief beleid rond mental health waarin we sensibiliseren en informatie geven rond psychische gezondheid en hoe ermee om te gaan’, aldus Neyskens. Ook op vlak van sensibilisering is er echter nog ruimte voor verbetering.
'Niet alle studenten die hulp nodig hebben vinden de weg naar de hulpverlening'
Anne Neyskens, hoofd studentengezondheidscentrum
In totaal geven hier aan de KU Leuven in het eerstejaarsonderzoek 50,9% van de studenten anoniem aan met psychische problemen te kampen, waarvan zo’n 5% zeer ernstig. Daartussen ligt nog een groep die verschillende soorten hulp nodig heeft.
Momenteel zijn er 1868 dossiers geopend. ‘Daarmee vangen we dus wel de top van de piramide op, diegenen die dringend hulp nodig hebben: 4 tot 5% van de studenten zouden kampen met ernstige emotionele problemen en daarvoor professionele behandeling nodig hebben. Daarnaast bereiken wij ook studenten via het project mindmates, consulting aan intermediairen…’, geeft Neyskens aan.
83% van de studenten die zich aanmelden worden binnen de dienst geholpen, van de overige 17% worden 29% doorverwezen omwille van niet-klinische toegangscriteria (ze nemen te weinig studiepunten op in Leuven), de rest wordt doorverwezen om klinische redenen: zij hebben specifieke hulp nodig.
‘Daarbij stuiten wij soms op wachtlijsten in de reguliere gezondheidszorg en vangen dat dan op door bijvoorbeeld studenten langer dan in se nodig in ons centrum te ondersteunen tot ze in reguliere zorg terecht komen’, vertelt Neyskens.
Op tien jaar tijd is het aantal dossiers bij het team van psychologen en psychiaters van het studentengezondheidscentrum bijna verdubbeld
De discrepantie tussen hulp en zij die hulp nodig hebben komt langs de ene kant door het stigma dat heerst rond psychische hulp. Er komen minder studenten langs omdat dat weinig sociaal aanvaard is. Dat als enige reden zien voor de de discrepantie lijkt echter onterecht.
Capaciteitsgebrek
Ten eerste is er een duidelijk capaciteitsgebrek, net als in de sector van de geestelijke gezondheidszorg. Op tien jaar tijd is het aantal dossiers bij het team van psychologen en psychiaters van het studentengezondheidscentrum bijna verdubbeld. Het aantal psychologen en psychiaters niet. Tijdens het academiejaar 2015-2016 werden 1425 nieuwe dossiers geopend en waren er nog 443 lopende dossiers. In totaal behandelde het team vorig jaar dus 1868 dossiers.
Er werken dertien psychologen in het studentengezondheidscentrum, van wie twee halftijds en de rest 80%. Daarnaast zijn er twee psychiaters en twee assistenten. Grof berekend zou het neerkomen op meer dan 100 dossiers per psycholoog. Neyskens nuanceert dit: ‘Het is wat anders verdeeld. Wij werken via stepped care-principe en verlenen zorg op maat. Op het topje van de piramide heb je de kleinste groep die intensieve zorg nodig heeft. Aan de basis van de piramide moet je veel meer volk bereiken, want daar gaat het om gezondheidspromotie.’ De psychologen bevestigen dat de werkdruk wel degelijk hoog is.
Aanmeldingsgesprekken
Momenteel kan elke student binnen de drie dagen op een eerste gesprek bij de psycholoog komen. Neyskens: ‘Vaak kunnen we op basis van het eerste gesprek de situatie al inschatten en wordt er dan een traject voorgesteld aan de student.’
Toch blijkt dat een enkel aanmeldingsgesprek soms onvoldoende is. Sofie: ‘Het eerste gesprek was zo’n aanmeldingsgesprek van dertig minuten. Na twintig minuten zei de psycholoog letterlijk dat hij niet goed snapte waarom ik naar hem was toegekomen. De laatste tien minuten ben ik beginnen wenen en volgens mij had hij toen wel door dat er een psychologisch probleem was. Ik was heel teleurgesteld na dat eerste gesprek.’
In de meeste gevallen biedt het studentengezondheidscentrum een traject aan van twaalf sessies. Slechts 20% van de studenten volgen meer langdurige trajecten. ‘Het is altijd de individuele zorgvraag die primeert, dus we maken uitzonderingen op basis van hoe het traject loopt en de zorgnood’, legt Neyskens uit.
Groepstherapie, een noodoplossing?
Het capaciteitsgebrek zorgt ervoor dat er keuzes gemaakt moeten worden. Een van die keuzes bedroeg het afrekenen met de lange wachtrijen door het invoeren van een twaalf beurten systeem en een groot aanbod van groepstherapie.
‘Lange wachtrijen waren inderdaad een probleem. Wij willen echter studenten zo snel mogelijk kunnen ontvangen wanneer zij dat vragen’, vertelt Neyskens. ‘Daarnaast is het ook zo dat een langdurig traject niet altijd nodig is en zelfs afhankelijkheid in de hand kan werken. Uiteraard willen we ook correct omgaan met de middelen die we krijgen en maken we keuzes in functie van effectiviteit en efficiëntie.’ Dit bracht een verschuiving in het aanbod teweeg. Waar eerst langdurige behandelingen wachtrijen met zich meebrachten, kan men nu snel de student zien, maar slechts kortere trajecten bieden.
'Ik werd doorverwezen naar groepstherapie, maar het lukte mij al amper om daar met een persoon over te praten'
Robin, student met een depressie
Er worden wel uitzonderingen gemaakt op het verkorte traject, het gezondheidscentrum biedt langere trajecten voor 20% van de studenten. Velen van de getuigen die Veto sprak, gaven echter aan dat ze doorverwezen werden naar groepsessies, terwijl ze zich daar helemaal nog niet klaar voor voelden. ‘Het studentengezondheidscentrum had een traject ingepland van vier sessies. Ze wouden me daarna naar een groepstherapie sturen’, vertelt Robin, een student met een depressie.
‘Maar het lukte mij al amper om daar met één persoon over te praten. Op dat moment had ik nog niet eens de diagnose depressie gekregen. Ze hadden op dat moment gewoonweg niet de mankracht om persoon per persoon op te volgen en dat soort dingen te detecteren.’
Neyskens stelt echter dat het niet enkel om een economische keuze zou gaan, maar dat de keuze voor groepstherapieën steeds klinisch gemotiveerd is: ‘In groepstherapie werk je bijvoorbeeld rond isolement en depressieve klachten, en in die groep creëer je therapeutisch dus eigenlijk al verbondenheid. Maar ook bijvoorbeeld faalangsttraining is veel effectiever in groep. Ook al hebben veel mensen koudwatervrees om te starten in een groepstherapie, hiermee aan de slag gaan is al effectief op zich in het werken aan je probleem. In een verouderd model biedt je een individueel psychotherapeutisch aanbod als antwoord op alle zorgvragen, wij volgen dit oude model niet. Wij differentiëren, en als er evidentie is voor de meerwaarde ervan, dan organiseren we een groepsaanbod en motiveren we studenten om daaraan deel te nemen.'
'De keuze voor groepstherapie is klinisch gemotiveerd'
Anne Neyskens, hoofd studentengezondheidscentrum
Toch geven veel studenten aan dat die drempel gewoon te hoog is, dat daar eerst een langdurige voorbereiding voor nodig is. ‘Ik heb meer dan twee en een half jaar therapie gehad, en nu pas gaat dat wat makkelijker’, zegt Robin.
Associatie geen toegang
De hulpverlening van het studentengezondheidscentrum beperkt zich tot de KU Leuven, dus studenten van de associatie, de UCLL bijvoorbeeld, kunnen er niet terecht. Daar zijn wel psychologen aanwezig, maar geen psychiaters. ‘Op dit ogenblik kunnen psychologen van de UCLL en associatie wel een beroep doen op ons voor consulting tips en vragen, maar hun studenten kunnen niet bij onze psychiaters komen’, bevestigt Neyskens. Er zou wel over een oplossing nagedacht worden. ‘Momenteel werkt men daarvoor samen met artsen uit de regio. Er is ook een werkgroep waarin we samenwerken over de associatie heen.’