profiel> Hoe een dierproef nooit zomaar tot stand komt
Beestachtig of onontbeerlijk?
Op de heuvels van Gasthuisberg verblijven Leuvens merkwaardigste inwoners. Het universitaire Proefdierencentrum herbergt een grote collectie exotische en minder exotische dieren.
Het Proefdierencentrum herbergt naar schatting 98 000 dieren - muizen, fruitvliegjes en zebravissen, maar ook boerderijdieren en primaten. Daar wordt overigens niet geheimzinnig over gedaan - op simpele aanvraag krijgen we een rondleiding, en bij het ter perse gaan komt het Proefdierencentrum ook met een vernieuwde website waarop de hele werking uit de doeken gedaan wordt, inclusief fotomateriaal en een uitgebreide FAQ-pagina.
'Transparantie is iets dat we gaandeweg hebben moeten leren', vertelt Kris Meurrens, directeur van het Proefdierencentrum. 'Vroeger zou je meer toestemmingen nodig gehad hebben om hier langs te komen en achter de schermen te kijken, maar nu proberen we in de mate van het mogelijke wel open te staan voor dergelijke vragen.'
‘Transparantie is iets dat we gaandeweg hebben moeten leren'
Kris Meurrens, directeur van het Proefdierencentrum
Onze kritische geest zwakt in ieder geval stapsgewijs af doorheen de rondleiding. Dagelijkse controles moeten de leefkwaliteit van de muizen vrijwaren, en ook de stallen van de boerderijdieren zijn proper en ruimtelijk. Ook op de onderzoeken zelf, onder meer naar ALS, Alzheimer, kanker en allerhande cardiovasculaire aandoeningen, valt weinig af te dingen. 'Onze ambitie is om uiteindelijk tot een soort zorgcultuur te komen,' vertelt Meurrens, 'waarbij iedereen zich bij elke stap van het proces afvraagt hoe ze het lijden van het dier kunnen verminderen, of er geen alternatief bestaat voor de dierenproef, enzovoort.'
'We proberen zoveel mogelijk om de dieren na een onderzoek in te zetten voor een nieuw onderzoek,' vervolgt hij. 'Een groot deel van de dieren wordt achteraf geëuthanaseerd, maar indien mogelijk stellen we ze ook beschikbaar voor adoptie. Dat hebben we bijvoorbeeld gedaan met een groep katten een tijd geleden. Bij de primaten is het zo dat we trachten om de dieren te pensioneren - dan worden ze naar speciale faciliteiten gestuurd om ze te socialiseren en daarna eventueel te plaatsen in dierentuinen en dergelijke.'
Ethiek
De KU Leuven gaat alvast niet lichtzinnig om met het welzijn van de proefdieren. Zo’n twintig jaar geleden riep de universiteit de Ethische Commissie Dierenproeven in het leven, een toezichtsorgaan dat alle onderzoeken met proefdieren nagaat en onethische onderzoeken kan tegenhouden. Zij nemen hun taak alvast au sérieux: rond de 60% van de aanvragen wordt in eerste instantie geweigerd. Vaak moeten dan verduidelijkingen worden aangebracht of andere technieken worden gebruikt. In sommige gevallen kan dit een onderzoek zelfs twee tot drie maanden vertragen.
‘De bedoeling twintig jaar geleden was om de wetenschappers te laten nadenken over wat ze de dieren aandoen’
Bruno Goddeeris, voorzitter Ethische Commissie Dierenproeven
'De bedoeling twintig jaar geleden was om de wetenschappers te laten nadenken over wat ze de dieren aandoen', weet dierenarts, bioloog en dierenvriend Bruno Goddeeris, voorzitter van de Ethische Commissie. 'De KU Leuven was toen een beetje een voorloper, omdat er zo weinig wetgeving rond bestond. Inmiddels is de wetgeving zichtbaar verbeterd en bestaan er op andere universiteiten gelijkaardige commissies.' Die veranderde mentaliteit is ook te zien in het Proefdierencentrum waar men er alles aan doet om het leven van de dieren zoveel mogelijk op te fleuren. Via themaweken brengt men de dieren zo voldoende variatie om hen actief te houden. Deze week mochten de varkens zich bijvoorbeeld uitleven met ballen. Daarnaast mogen de boerderijdieren zich ook verwarmen aan de zachte kerstmuziek die uit de speakers van de stallen weerklinkt.
Onderzoek
Toch blijven dierenproeven voor de nodige controverse zorgen. Dierenrechtenorganisaties als Gaia uiten kritiek op de aanpak van de KU Leuven. Cardiovasculair onderzoeker Michael Staring, die zelf proeven met dieren uitvoert, kan dat sentiment begrijpen, maar wijst ook op de vele resultaten die zulk onderzoek opleveren: 'Er is zo het voorbeeld van de Ebola-epidemie in West-Afrika: meer dan 10 000 mensen kwamen hierbij om het leven. Er was toen geen enkel medicijn beschikbaar dat de ziekte kon stoppen of afremmen. De eerste effectieve behandeling werd ontwikkeld door serum van geïnfecteerde muizen te isoleren. Dit serum bleek apen te beschermen van een dodelijke dosis Ebola-virus. Dankzij die therapie konden doodzieke patiënten overleven.'
'Wetenschappers worden nu eenmaal beoordeeld op publicaties en die gaan maar goed zijn voor zover je dierenproeven gebruikt’
Bruno Goddeeris, voorzitter Ethische Commissie Dierenproeven
Daarnaast kunnen dierenproeven heel wat inzichten opleveren die bij proeven op mensen simpelweg onhaalbaar zouden zijn. Voorbeelden vindt men binnen de psychologie: 'Wanneer mensen worden onderzocht hebben we immers te maken met allerlei interfererende factoren die psychologische metingen kunnen verstoren', weet Rudi D’Hooge, biologisch psycholoog aan de KU Leuven. 'Dierproeven kunnen worden uitgevoerd op genetisch identieke dieren en in gecontroleerde omgeving, dus zoveel mogelijk afgeschermd van omgevingsinvloeden.'
Afweging
De wetenschap lijkt zo moeilijk zonder dierenproeven te kunnen, maar onder impuls van Europese wetgeving wordt meer dan ooit gestreefd naar een minimumaantal getroffen dieren. 'Het doel moet de middelen wettigen', meent Goddeeris. 'En die middelen moeten moeten met zo min mogelijk pijn, letsel en aantal dieren worden bereikt. Binnen de Ethische Commissie werken we daarom met drie 'v's' om tot een oordeel te komen: verminderen, verfijnen en vervangen. De KU Leuven zou daar graag nog een vierde v voor 'verantwoorden' aan toevoegen. Op die manier hopen we de onderzoekers toch wat meer aan te sporen zelf de ethische afweging voor hun onderzoek te maken.'
Het aantal dierproeven aan de KU Leuven daalt op dit ogenblik echter niet en volgens Goddeeris is dat terecht te wijten aan de grotere kennis en vooruitgang die nu kan verworven worden bij de inbreng van zogenaamde knockout en knockin genen bij muizen. Daarnaast is er de laatste twintig jaar een enorme toename van het biomedische onderzoek en aantal onderzoekers aan de KU Leuven die op zoek gaan naar alternatieven.
Bovendien lijkt het lang niet zeker dat zoveel dierenproeven in de toekomst nog nodig zullen zijn. Heel wat wetenschappelijke vragen kunnen zo reeds beantwoord worden aan de hand van alternatieven zoals celculturen en computermodellen. Het zoeken naar alternatieven moet echter ook topwetenschap zijn en volgens Goddeeris kunnen universiteiten alleen die strijd niet leveren: ‘Zolang de staat niet meer fondsen vrijgeeft voor alternatieven gaan we daarop niet vooruit gaan. Wetenschappers worden nu eenmaal beoordeeld op sterke publicaties en die ga je maar bekijken voor zover je de experimenten en conclusies op ganse organismen in de betrokken diersoort of gastheer kunt nemen.’