artikel> Het gezicht van armoede in België en Vlaanderen anno 2016
Armoede: eigen schuld, dikke bult
De Belg spaart, koopt huizen en zit goed bij kas. Maar dat is niet het hele verhaal. Van structurele maatregelen tegen armoede wordt vooralsnog te weinig werk gemaakt.
Op dit moment leeft maar liefst dertien procent van de Belgenin armoede. Maar hoe definieer je armoede precies? Bea Cantillon, directeur van het Centrum voor Sociaal Beleid HermanDeleeck aan de Universiteit Antwerpen en voormalig Belgisch senator,verduidelijkt: “Armoede is een moeilijk, ambigu begrip. Daar kan je vanallesonder plaatsen."
"Je kan de definitie gebruiken die Europa gebruikt," legt Cantillon uit. "Diedefinitie is dat je mensen als arm beschouwt van zodra ze een inkomen hebbendat lager ligt dan zestig procent van het mediane inkomen in een bepaald land. In dat geval schommelt het armoedecijfer in België eigenlijk al twintig jaar rond de 13%.”
Armoede wordt op die manier relatief gedefinieerd, maar halenacties dan wel iets uit? Cantillon wijst op de grote verschuivingen binnen hetglobale cijfer. Bij ouderen neemt de armoede af, in gezinnen met kinderen en ingezinnen waar niemand aan het werk is, is de armoede toegenomen.
De mate waarinwe in staat zijn de armoede uit te roeien is dus afhankelijk van hoe je die armoededefinieert. Maar volgens Cantillon “mag je toch wel verwachten van een rijkesamenleving als de onze dat ze situaties zoals het terugvallen op een leefloonkan verhelpen.”
Kwetsbare groepen
Hoewel armoede globaal of nationaal bekijken zeker nut heeft, is het minstens even nuttig te kijken naar specifieke risicogroepen. Iedereen is potentieel slachtoffer, maar bepaaldeminderheden worden systematisch gekenmerkt door een hoger armoedepercentage.
FredericVanhauwaert, coördinator van Netwerk Tegen Armoede, expliciteert: “Er zijn eenaantal groepen die eruit springen. De generatiearmen, dat is zeker eenkwetsbare groep”. Generatiearmen zijn mensen die geboren zijn in armoede en nooitiets anders gekend hebben.
Verder hebben ook alleenstaande ouders, vaakmoeders, mensen met een korte scholing en mensen met een migratie-achtergrondeen verhoogd armoederisico. Illustratief op dat vlak zijn cijfers omtrentkinderarmoede uit het jaarboek 2015, opgesteld door het Centrum OASeS van deUniversiteit Antwerpen.
Waar kinderen in België globaal gezien 18,8% kanshebben op te groeien in een gezin met inkomen onder de armoededrempel, verhoogtdat cijfer aanzienlijk voor kinderen van éénoudergezinnen (36,4%), kinderen vanouders geboren buiten België (37,2 %) en kinderen van laagopgeleide ouders(53,8%).
“Armoedebestrijding doe je niet met 1 euro-maaltijden voor de arme kindjes”
Bea Cantillon
Behoorlijk indrukwekkende cijfers dus. Doen de huidige overheden genoeg op vlak van armoedebestrijding? Vanhauwaerts antwoord is ondubbelzinnig: “Niet goed. Wij zien dat er weinig werk wordt gemaakt van de structurele maatregelen tegen armoede. Integendeel. Mensen worden getroffen door allerhande besparingen: de Turteltaks, verhoogde tarieven voor het openbaar vervoer, verhoogde premie voor de zorgverzekering, duurdere kinderopvang."
"Men spreekt altijd over sociale correcties," gaat Vanhauwaert verder, "maar wij zien daar in de praktijk zeer weinig van. Decenniumdoelen berekende dat iemand in armoede gemiddeld 44 euro per maand verliest door het huidig regeringsbeleid.”
Ook Cantillon meent dat het beleid tekortschiet. “Armoedebestrijding is niet zoiets dat je maar in de marge van de samenleving doet met kleine dingetjes zoals 1 euro-maaltijden voor de arme kindjes.”
Oplossingen
Waarop moet een goed armoedebeleid zich dan wel focussen? Vanhauwaert spreekt in dat verband van de automatische toekenning van rechten en van maatregelen met betrekking tot de wooncrisis, zoals meer sociale woningen bouwen en sociale verhuurkantoren beter promoten bij eigenaars.
Die wooncrisis ziet Vanhauwaert als specifiek voor Vlaanderen. Gezien de lange wachtlijst voor sociale woningen (eind 2014 liep die op tot 120.504, met een gemiddelde wachttijd van 1.125 dagen) gaan mensen een huis zoeken op de private huurmarkt. Daar komen ze voor de keuze te staan: ofwel huren ze een huis in goede staat en komen ze op die manier vaak in de schulden terecht, ofwel opteren ze voor een betaalbaar huis, maar dan krijgt men dikwijls te maken met vochtproblemen en hoge stookkosten door slechte isolatie.
Uit het jaarboek blijkt dat 37,8% van de kinderen in armoede gehuisvest zijn in een woning met lekkend dak, vochtige muren of vloeren of rottend raamwerk, waar dit voor niet-arme kinderen 17,2% bedraagt. Ook het optrekken van het inkomen tot de Europese armoedegrens is voor Netwerk Tegen Armoede een absolute prioriteit. Cantillon gaat nog verder. “Er wordt veel te goedkoop gesproken over armoede. Het veronderstelt een zeer grote herverdeling in de samenleving.”
"Men spreekt over sociale correcties, maar wij zien daar weinig van"
Frederic Vanhauwaert, Netwerk Tegen Armoede
Meer dan een laag inkomen
Het hameren op structurele inspanningen komt zowel bij Vanhauwaert als bij Cantillon terug. Dat correspondeert met het multidimensionele probleem dat armoede is. Cantillon legt uit: “Armoede is meer dan alleen een te laag inkomen. Vaak hebben mensen met een laag inkomen ook andere problemen. Ze zijn laaggeschoold, komen uit zwakke sociale milieus, hebben minder netwerken om op terug te vallen.”
Dat strookt met cijfers van het jaarboek. Vlaamse kinderen uit arme gezinnen hebben 44% minder kans lid te zijn van een sportclub dan kinderen uit niet-arme gezinnen. De werkloosheidsgraad bij laaggeschoolde en hooggeschoolde Vlaamse jongeren bedraagt respectievelijk 27,0% en 11,9%.
Cantillon vult aan: “We zien ook dat een laag inkomen vaak samenhangt met gezondheidsproblemen en met psychische problemen.” Significant daar is bijvoorbeeld de verhoogde kans op astma, vaak gekoppeld aan het wonen in achtergestelde buurten.
Bij een gebrek aan oplossingen wijzen we maar al te graag naar een falend beleid, maar hoe staan we als individu tegenover armoede? Cantillon vat het mooi samen. “De samenleving heeft het beeld van "werklozen, dat zijn profiteurs, die hebben het aan zichzelf te danken en die moeten maar op de blaren zitten", er wordt vaak over armen gedacht "eigen schuld, dikke bult"."
Toch verliest ze de hoop niet. “Er zijn prachtige projecten, ontelbaar goede dingen”. Ook het succes van de 59 verenigingen van Netwerk Tegen Armoede getuigt van de wens niet bij de pakken te blijven zitten. Uiteindelijk is een structurele aanpak echter onafwendbaar. Cantillon is duidelijk. “Dingen die ondertussen de gaten opvullen en mensen helpen, zijn absoluut noodzakelijk, maar niet voldoende.” De armoede kan uitgeroeid worden, maar daarvoor zijn grotere inspanningen vereist. “En dat kan. Als men dat wil.”
Volgend artikel in de armoedereeks: stadsniveau en kleine vzw's.