artikel> Pioniersstudenten aan de KU Leuven
Al zeker 13 faculteiten doen mee aan pioniersstudentenproject
Sinds twee jaar heeft de KU Leuven een project rond pioniersstudenten, studenten waarvan de ouders geen hoger onderwijs hebben doorlopen. Volgend jaar doen al zeker dertien faculteiten mee.
Pioniersstudenten zijn studenten waarvan de ouders geen hoger onderwijs hebben doorlopen. Aan de KU Leuven vormen zij gemiddeld zo’n 15 à 17 procent van de studentenpopulatie. “Een kwetsbare groep studenten,” volgens Cathy Dewolf, die werkzaam is voor de Dienst Studieadvies van de KU Leuven en het project begeleidt.
“Pioniersstudenten verschillen van andere studenten in die zin dat ze lagere slaagcijfers hebben, minder goed doorstromen en dus minder vaak een diploma behalen,” zegt Dewolf. “Bovendien zijn ze vaak zowel academisch als sociaal minder goed geïntegreerd.”
"Pioniersstudenten zijn zowel academisch als sociaal minder goed geïntegreerd"
Cathy Dewolf, Dienst Studieadvies
Uit KU Leuven-data blijken inderdaad grote verschillen. 28 procent van de pioniersstudenten haalt onvoldoende studiepunten (minder dan 50 procent) na 2 jaar studeren, dit in contrast met 17 procent van de niet-pioniersstudenten. Ook de drop-out is een stuk hoger: 40 procent van pioniersstudenten uit ASO stopt met studeren tijdens of na 2 jaar studeren, in tegenstelling tot “slechts” 24 procent van de niet-pioniersstudenten uit ASO.
Drie jaar geleden besloot de KU Leuven daar iets aan te doen. Ze zette een project op poten om pioniersstudenten beter te begeleiden bij hun academische en sociale integratie. Een derde peiler van het project is identiteit, waarbij de studenten hun talenten, motivatie en sterke kanten beter leren kennen. Daarvoor werd gekozen om samen te werken met de faculteiten.
Workshops
De universiteit biedt vanuit de Dienst Studieadvies inhoudelijke ondersteuning en expertise, maar ook een kleine financiële bijdrage om de activiteiten te organiseren. Waar er in 2014 drie faculteiten participeerden, doen in september 2016 al zeker dertien faculteiten mee.
De faculteiten Letteren en Pyschologie en Pedagogische Wetenschappen (PPW) waren er van het begin bij. Toch is de aanpak bij Letteren en PPW vandaag significant anders. De hamvraag is namelijk of de faculteit de pioniersstudenten op een exclusieve of een inclusieve manier moeten benaderen.
“Dat was voor ons een moeilijke uitdaging,” vertelt Katrien Van Genechten van PPW. “We wilden de pioniers zeker niet afzonderen van de rest door hen niet te betrekken bij de onthaalactiviteiten voor alle studenten aan het begin van het academiejaar.”
28 procent van de pioniersstudenten halen onvoldoende studiepunten na 2 jaar studeren
“In het eerste jaar was het project, een tweedaagse onthaalactiviteit, dan ook wat betreft communicatie niet specifiek gericht op pioniers,” gaat Van Genechten verder. “Het probleem is dat we toen echter heel weinig echte pioniers hadden. Daarna hebben we de communicatie heel specifiek aangepast naar enkel en alleen pioniersstudenten.”
PPW organiseert voor de andere onthaaldagen een apart moment voor de pioniers, faculteit Letteren werkt in grote mate inclusief. “Dat is een facultaire keuze geweest,” vertelt Melina De Dijn van Letteren. “We hebben met het pioniersproject onze manier om nieuwe studenten te onthalen helemaal omgegooid. Vroeger was dat één dag, in een aula in grote groep. Nu doen we gedurende meerdere dagen workshops rond schrijven, sessies die studenten oriënteren op de gekozen opleiding of rondleidingen. Op die manier proberen we alle studenten, ook de pioniers, te helpen bij hun academische en sociale integratie.”
In de vierde week van het academiejaar organiseert de faculteit een speeddate specifiek voor pioniersstudenten in de brede zin van het woord. “We deden een open oproep naar studenten die het gevoel hebben een bepaalde ‘barrière’ overwonnen te hebben om als rolmodel aan te treden in die workshop,” licht De Dijn toe, “niet alleen studenten waarvan de ouders geen hoger onderwijs hebben genoten, maar ook studenten met een functiebeperking of pendelstudenten kwamen getuigen. Op die manier konden we pioniersstudenten en andere studenten die een hindernis hebben overwonnen met elkaar in contact te brengen."
Hoewel die activiteit exclusief bedoeld is voor pioniers, werkt de faculteit Letteren dus een stuk inclusiever dan bijvoorbeeld PPW. "Zij werken anders dan wij," licht De Dijn toe, "maar wij hebben zeer veel respect voor hun aanpak, we hebben dan ook ook al veel van hen geleerd."
Succes
Zowel Van Genechten, De Dijn als Dewolf beoordelen het project positief. “Een succes,” noemt Dewolf het. Uit tevredenheidsenquêtes en vragenlijsten onder de pioniersstudenten blijkt dat zowel de academische als sociale integratie verbeterd is. Concrete verandering in studiepunten-efficiënte is (nog) niet af te leiden, al is Dewolf hoopvol. “In de literatuur hierover komt naar boven dat hoe beter die integratie is, hoe hoger de slaagkansen zijn.”
Na volgend jaar valt de centrale begeleiding van de Dienst Studieadvies weg. “Het oorspronkelijk doel was dat de faculteiten hier na één of enkele jaren zelfstandig mee aan de slag zouden gaan,” legt Dewolf uit. "Onze expertise staat nog steeds ter beschikking van de faculteiten,” benadrukt Dewolf.
“Ik denk niet dat het project in gevaar komt,” licht De Dijn toe. “Het is in die mate gelanceerd dat we hier zeker mee kunnen doorgaan. We breiden het wellicht zelfs uit naar ouderejaars.”