editoriaal> Editoriaal
Waarom wij naïef moeten zijn
Aanstaande zondag, 11 november, herdenken we dat honderd jaar geleden de Eerste Wereldoorlog tot een einde kwam.
Als universitaire gemeenschap moeten we die gelegenheid aangrijpen om een aantal zaken in perspectief te plaatsen, zowel wat betreft onze core business, onderzoek en onderwijs, als in ons individuele leven. We kunnen immers maar vaststellen dat meer dan tweeduizend jaar ‘rede’ de gruwel van de oorlog niet heeft kunnen tegenhouden. Meerdere malen zelfs.
We moeten onszelf als wetenschappers dus relativeren, en wel op twee manieren. Enerzijds moeten we inzien dat wetenschap niet alles is. We willen koste wat kost mensen op Mars krijgen, maar vergeten soms hoeveel armoede en leed er zich onder onze neus afspeelt. Wetenschap is een menselijke activiteit, en moet de mens ten dienste staan. Ze mag nooit als het enige doel gezien worden. Alles weten zullen we toch nooit. Anderzijds moeten we inzien dat wetenschap en rede een kleiner bereik hebben dan we zouden willen geloven. Hoezeer kennis en inzichten zich ook mogen ontwikkelen, in het licht van de vooruitgang zijn ze zinloos als ze niet verspreid worden onder de brede lagen van de bevolking.
Toch is een bescheiden vorm van ‘rede’ misschien de weg naar hoop. In zijn Dulce bellum inexpertis (oorlog is zoet voor de onervarenen) leert Erasmus ons twee lessen. Ten eerste dat oorlog vaak een kwestie van onervarenheid en onwetendheid is. Wie de gruwel van dichtbij heeft gezien, begint er niet meer aan. Onze blik verruimen, lezen, luisteren en herinneren zijn dus de beste garantie op vrede. Daarnaast toont hij ons dat de mens een veel te mooi wezen is om oorlog te voeren. De mens is niet gemaakt voor nietsontziend geweld, maar voor vrede en welwillendheid, voor medelijden en affectie, om te lachen en om te huilen, om samen te zijn en te praten. De natuur heeft de mens gevoel voor kunsten gegeven, en het verlangen om te weten. Samen daarvoor ijveren, samen dat verlangen bevredigen is volgens Erasmus een veel sterkere grond voor vriendschap dan verwantschap of bloedband. Een uiterst naïeve gedachte, maar daarom zo mooi. Tussen lach en traan dat gezamenlijke project verder vorm geven is immers het enige dat we kunnen terugdoen voor hen die honderd jaar geleden, en op zo veel andere momenten, voor helemaal niets, en tegelijk voor alles, voor onze vrijheid, gevallen zijn.