splinter> Splinter

Pleidooi voor intersectionaliteit in wetenschappelijk onderzoek

Intersectionaliteit is opvallend afwezig in wetenschappelijk onderzoek. Toch is het cruciaal opdat onderzoek een reëel beeld van de werkelijkheid biedt, in plaats van ongelijkheid te versterken.

Wanneer we willen weten of een actie 'goed' of 'slecht' is, doen verstandige mensen aan de universiteit beroep op wetenschappelijk empirisch onderzoek. Zo gebruiken economen statistische gegevens als 'het gemiddelde inkomen' wanneer ze de gevolgen van een bepaald beleid evalueren. Psychologen testen dan weer een representatieve steekproef wanneer ze willen weten wat de impact van een lockdown op de mentale gezondheid is.

Om een 'representatief' onderzoek te garanderen, gaan wetenschappers kijken of verschillende leeftijden, nationaliteiten, inkomensklassen enzovoort in dezelfde mate verdeeld zijn over de steekproef als over de populatie waarover ze een uitspraak willen doen. Is dat niet het geval, dan spreekt men van 'selection bias'; bepaalde groepen zijn dan oververtegenwoordigd en kunnen het resultaat beïnvloeden.

Wat universitair wetenschappelijk onderzoek doorgaans echter niet doet, is het meenemen van een intersectionele invalshoek. Intersectionaliteit, zoals geponeerd door rechtsgeleerde, feminist en professor Kimberlé Crenshaw, verwijst naar de idee dat maatschappelijke ongelijkheid zich voordoet langs verschillende assen, die elkaar snijden.

Zo kan een bepaalde economische maatregel een grote welvaartsimpact hebben op zwarte vrouwen – maar slechts een beperkte impact op zwarte mensen enerzijds, en vrouwen anderzijds. Een persoon die op verschillende assen steeds aan het kortste eind trekt, zal de gecumuleerde impact van elke as van die intersectie voelen.

Na de crisis van 2008 kondigde het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld grondige besparingen af in de zorg. Voor vrouwen, die het grootste deel van het zorgpersoneel uitmaakten, was dit een zware economische klap. Ook zorgbehoevenden en uitkeringsgerechtigden leden enorm onder die besparingen. De impact voor zorgbehoevende vrouwen hoef ik niet uit te spellen.

Intersectionaliteit is dus cruciaal om een reëel beeld te creëren van de werkelijkheid; iedere mens situeert zich immers op de intersectie van verschillende individuele kenmerken. Wanneer onderzoek steeds opnieuw resultaten produceert die vooral de impact meten op de mediane intersectie (de witte, hetero man), bestudeert men niet de reële impact, maar slechts die op een geprivilegieerd deel van de populatie.

Als beleid vervolgens steeds gebaseerd wordt op dit onderzoek, dan worden mensen op andere intersecties structureel achtergesteld in élk mogelijk beleidsaspect. Zodra je dat mechanisme erkent, is het allesbehalve verwonderlijk dat bijvoorbeeld zwarte vrouwen met een beperking niet alleen ondervertegenwoordigd zijn in politiek en gemiddeld minder verdienen, maar ook bij de psycholoog vaak minder effectief geholpen worden.

Hoewel het zijn oorsprong heeft in rechtsleer, heeft intersectioneel denken een plaats in de meeste onderzoeksdisciplines met een sociaal maatschappelijke impact. Intersectionaliteit kan ook reëel geïmplementeerd worden in uiteenlopende onderzoeksdomeinen, zoals economie, psychologie en geneeskundig onderzoek. Die intersectionele hoek vergt nieuwe methodes, of zorgt voor uitdagingen bij de analyse. Zo is het nodig om na te denken welke assen relevant zijn voor je onderzoek, en hoe die met elkaar interageren. Dat vraagt meer inzet en creativiteit, maar het alternatief is dat empirisch onderzoek structurele ongelijkheden blijft versterken.

Ik roep daarom onderzoekers aan deze universiteit op om zich in te lezen over intersectionaliteit, en dat denken mee te nemen in hun onderzoek. Dat is, als men tenminste écht de werkelijkheid in kaart wil brengen, en niet een fictief sprookjesland dat de privileges van een meerderheid voorstelt als de realiteit.

Powered by Labrador CMS