interview> Navraag

Philippe Van Parijs: ‘Marx was niet utopisch genoeg’

In ‘Belgium: een utopie voor onze tijd’ tekent filosoof-econoom Philippe Van Parijs zijn droomscenario uit voor ons kleine landje. Zingen we over tien jaar de Brabançonne in het Engels?

Herbekijk via deze link de openingslezing van Lessen Voor de 21ste eeuw

https://hiw.kuleuven.be/nl/stu...

Internationaal vermaard Brusselse filosoof-econoom Philippe Van Parijs schetst in zijn nieuwste boek ‘Belgium: een utopie voor onze tijd’ de krijtlijnen voor zijn ideale toekomst van België. Daarin wordt ons politiek systeem gemodelleerd als een cappuccino (met de koffie uitgedeeld door de federale staat, en de room en cacao door vier gewesten), en zingen de Rode Duivels het volkslied uit volle borst in het Engels. Hoog tijd dus voor een navraag, over zijn beargumenteerde utopie. ‘De grote fout van Marx was dat hij niet utopisch genoeg gedacht heeft.’

U schrijft een boek over België en de eerste zin luidt: België is geen doel op zich. Weinig utopisch voor een boek dat zichzelf een utopie noemt, of niet?

Er zijn verschillende elementen, waarvan sommige meer realistisch zijn dan andere. Ik geloof dat het realistisch moet zijn en zowel duurzaam mogelijk als wenselijk is. Maar als je je van de meeste zaken afvraagt of er een politieke meerderheid voor is, dan is het antwoord neen. Er is veel weerstand, soms emotionele weerstand, die overkomen moet worden. Mijn bewering is dat je daarvoor die utopie nodig zal hebben, als een richting waarin je je wil bewegen.

Wat het cappuccinomodel doet, is op een eenvoudige manier – zodat de burger het zou verstaan – verantwoordelijkheid met solidariteit verzoenen

In uw boek zegt u dat België niet uiteenspat wegens belangen en gevoeligheden. De reden voor het voortbestaan van België lijkt neer te komen op het feit dat er geen alternatief is. Kun je dan toch een nationale cohesie creëren?

België zal niet barsten, omwille van twee feiten. Wallonië en Vlaanderen kunnen niet met Brussel weg, en Vlaanderen en Wallonië willen niet zonder Brussel weg. Dat betekent dat ze niet samen blijven omdat ze op elkaar verliefd zijn, maar omwille van eigen belangen. Maar het land moet beter kunnen functioneren. Daarvoor hoeft het volk geen ethnos te worden, met een gemeenschappelijke cultuur, zoals in Nederland of Frankrijk. Maar België heeft wel behoefte aan een sterkere demos. Om dat te versterken hebben we drie dingen nodig. Gebruikmaken van een gemeenschappelijke taal, het Engels. Een federale kieskring – niet zoals in Nederland een nationale kieskring voor alle zetels, maar voor tien procent; dat is voldoende voor een andere dynamiek. En als derde element een senaat met voorlopige senatoren, een burgerlijke vergadering met een specifieke rol, waarvan een activiteit soms kan uitmonden in een federaal referendum. Wat ik beweer, is niet dat die drie elementen van België een ethnos zullen maken, maar wel een veel sterker volk in de vorm van een demos. Dat is wat een democratie nodig heeft.

In het cappuccinomodel is de koffie (federale overheid) wel de basis. Zou een N-VA-stemmer daar tevreden mee zijn?

Het is geen minimaal België, maar een minimaal België is een België dat tegen de belangen van elk van de gewesten in zou gaan. Wat het cappuccinomodel doet, is op een eenvoudige manier – zodat de burger het zou verstaan – verantwoordelijkheid met solidariteit verzoenen. Hoe groter de proportie van de koffie, hoe groter de solidariteit. Het onderwijs, kinderbijslag en sociale zekerheid blijven federaal gefinancierd. Gewesten hebben slechts weinig invloed op hun economische lot, maar ze hebben wel invloed en moeten daarom geresponsabiliseerd worden, door zelf verantwoordelijk te zijn voor de room en de cacao. Deze voorgestelde situatie is dus geen omdraaiing van de trend van decentralisatie. Het subsidiariteitsprincipe stelt dat alles wat op een lager niveau georganiseerd kan worden zonder een groot verlies van efficiëntie, moet worden georganiseerd op dat lager niveau. Ik geloof daarin en ik geloof dat dat bijzonder sterk is wanneer de onderdelen verschillende talen spreken. Dat is democratischer, omdat een overheid beter naar haar mensen kan luisteren als ze in hun taal functioneert.

Waarin bestaat het taalprobleem, dat volgens u het kernprobleem van onze democratie vormt, en hoe lost uw voorstel het op?

Democratie bestaat niet enkel uit instellingen, maar ook uit een publieke opinie; een debat waarin je argumenten formuleert en naar argumenten luistert. Wanneer iedereen dezelfde taal spreekt, heb je één publieke opinie. Dat was het geval in België toen een kleine elite mocht stemmen en die elite Frans sprak. Na de splitsing van de universiteiten, de fondsen voor onderzoek, de politieke partijen en de studiecentra van die partijen, had je geen debat meer over de toekomst van het land. Zoals Bart de Wever zegt: in België heb je niet een democratie, maar twee democratieën naast elkaar, en dat kan niet blijven duren. Op federaal niveau heb je overleg, maar je moet een compromis maken tussen een algemene wil die verschillend is aan beide kanten, en dat kan vijfhonderd dagen duren.

Om daar iets aan te doen, is het nu mogelijk rekening te houden met iets dat volledig ondenkbaar was toen België onafhankelijk werd en later een federale staat. Dat is dat Engels voor de jongere generatie Belgen de eerste taal van het land is aan het worden.

Engels lijkt echter niet verweven te zijn met de Belgische cultuur.

Het heeft niets te maken met de Britse cultuur of Shakespeare; het is eenvoudigweg een werktuig dat het gemakkelijker maakt te communiceren. Ik zeg niet dat het Engels een officiële nationale taal moet worden, enkel een Brusselse taal.

U staat bekend als een filosoof die zich niet verschuilt achter zijn boeken, maar met zijn denken ook een stempel drukt op ons leven, in projecten als Picnic The Streets (Belgisch collectief, dat verkeersvrije centrale lanen in Brussel bepleitte, red.). Gaat u akkoord met Marx dat een filosoof de wereld moet veranderen?

Natuurlijk. Picnic The Streets was ook strijden voor een utopie in de zin dat het als politiek onhaalbaar werd gezien, hetzelfde voor het basisinkomen. We hebben toekomstvisies nodig die meer zijn dan dromen. Met Picnic the Streets was er aanvankelijk veel tegengas van winkels, maar op dit moment vragen mensen zich af waarom ze de wagens op die banen zo lang hebben getolereerd.

Je kent dat zinnetje van Marx: ‘Die Philosophen haben die Welt nur verschieden interpretiert; es kommt aber darauf an, sie zu verändern.’ Dat werd geschreven op vijfhonderd meter van de plaats waar ik nu woon, door Marx en Engels in Sint-Joost. Telkens wanneer ik met mijn fiets langs dat straatje rijd, denk ik daaraan. Ik geloof dat dat de rol is van de filosoof. De grote fout van Marx was niet dat hij te utopisch was, maar dat hij niet utopisch genoeg gedacht heeft. Bijna al zijn geschriften gaan over het verleden of de kapitalistische maatschappij zoals die was; er zijn nauwelijks enkele bladzijden over de socialistische maatschappij. Utopisch denken zoals ik het verdedig is ernstig nadenken over wat een betere maatschappij zou kunnen zijn en de problemen die daar zouden kunnen ontstaan, daar oplossingen voor zoeken en als die niet bestaan dan dat model durven opgeven.

De grote kracht van de Vlaams-nationalisten in België is dat ze een utopie hebben. Dat is een utopie waar ik sympathie voor heb, omdat het klopt dat je democratisch beter kunt functioneren als je dezelfde taal spreekt. De overwinning van de Vlaamse beweging vind ik een rechtvaardige overwinning. Alleen heb je, zoals Bart De Wever het mooi zei, in het bruistablet België het harde stuk Brussel dat niet zo gemakkelijk oplost. De splitsing zal er niet komen, en dus moeten we leren samen te functioneren, beter dan nu, met de taaldiversiteit. De utopie van de Vlaams-nationalisten is een utopie voor de verleden tijd, waar het denkbaar was dat men overal in de wereld zou kunnen functioneren op een eentalig niveau.

De grote kracht van de Vlaams-nationalisten in België is dat ze een utopie hebben

Is uw boek een activistische daad?

Het is een vorm van activisme. Ik ben dat altijd een beetje geweest. In die zin is de situatie van professor emancipatus, zoals ik mijn emeritaat graag noem, fantastisch. Het is een sabbatical zonder ander einde dan het einde van de lichamelijke en geestelijke gezondheid.
Ik heb de kans gehad dat mijn academisch werk mijn activisme voedde, dat het mij hielp om daar op een competente wijze actief te zijn. Omgekeerd is mijn academisch werk ook meer gevoelig aan een aantal dingen en heeft het ook van dat activisme geprofiteerd.
Ik vind dat dat activistische beter iets is dat je doet als je ouder bent, dat je als jongeren eerst moeten tonen wat ze kunnen in hun eigen domein.
Ten slotte: uw boek lijkt uit te gaan van een sterk geloof in de kracht van argumentatie, maar anderzijds blijft de utopie omdat de democratie in zekere zin in de weg zit van een radicale herstructurering. Waarom wil u dat communicatieve toch blijven benadrukken?
Er is geen andere weg.

Ik vind dat dat activistische beter iets is dat je doet als je ouder bent

Geen koning-filosoof?

Neen, maar ook geen mythe van de democratie. Ik geloof in de kracht van een beargumenteerde utopie. Je moet rekening houden met het feit dat genoeg mensen overtuigd moeten worden, en daar spelen emoties ook een belangrijke rol in. Emoties zijn belangrijk, en goed, maar ze moeten wel gekadreerd en gedisciplineerd worden door de rede.

De huidige situatie is veel slechter dan het zou moeten zijn, maar veel beter dan het had kunnen zijn. We moeten dat goede blijven bewaren, maar het is ook goed dat we gefrustreerd zijn om zaken te blijven verbeteren. Op mijn graf mogen ze zetten ‘utopist tot in de kist’.

Powered by Labrador CMS