analyse> Een pleidooi tegen de verengelsing van onze taal
Opinie: zing zoals je gebekt bent!
Wie wel eens naar Temptation Island kijkt, ziet dat onze taal meer en meer Engels klinkt. Een slechte zaak, betoogt Arthur Hendrikx.
Er bestaat geen excuus om naar Temptation Island te kijken: ook zij die beweren te kijken om te kunnen lachen met de kandidaten, zonder het programma als zodanig serieus te nemen, verdienen de strop (want bij slechte smaak en tijdverspilling voegt zich dan hypocrisie). Anderzijds is het wel zo dat een bepaald taalkundig verschijnsel dat al jarenlang opgang maakt, zich het meest helder in Temptation Island heeft geopenbaard: wil je weten in hoeverre de verengelsing onze samenleving heeft aangetast, dan hoef je maar te luisteren naar het taaltje dat door de kandidaten van onderhavig programma gebezigd wordt.
Die Nederlands-Engelse brabbeltaal uit zich in verschillende vormen: soms is een hele zin Engels, soms wordt een individueel woord gebruikt waarvoor niet echt een Nederlandse pendant bestaat of dat al gemeengoed is geworden (men denke aan nice en cool, dit kan nog ergens begrepen worden); soms ook wordt een Engels woord gebruikt waar je perfect ons eigen woord zou kunnen gebruiken. Dit laatste is het vreemdste: het lijkt wel alsof ze in elke zin ten minste één Engels woord moeten injecteren als ze serieus willen worden genomen. Je opmerking is pas van kracht als er een scheutje Engels bij gegoten is.
Dit is het gevolg van de pletwals van het Engels, een mondiale revolutie die zich sinds het wegvallen van het Frans als cultuurtaal in onze contreien met annexerende kracht aan het voltrekken is. De Nederlandse taal wordt stukje bij beetje weggevaagd door de nietsontziende golfslagen van het Engels: iets is niet langer 'gênant' of 'ongemakkelijk', het is 'cringe'. In plaats van 'aansteker' zegt men 'lighter'. In plaats van 'grap' 'joke'. In plaats van 'gestoord' 'crazy'. In plaats van 'grappig' 'funny. In plaats van 'oordelen' 'judgen'. In plaats van 'akelig' 'scary'. In plaats van 'echt' of 'legitiem' 'legit'. Zo bestaan er legio voorbeelden.
We hebben geen culturele geschiedenis zoals de Fransen. Dat betekent niet dat we onze spreektaal moeten laten verloederen
Godfried Bomans beklaagde zich decennia geleden in een interview met Mies Bouwman over de armoedige wijze waarop de Nederlander zich van zijn taal bedient: uit de reusachtige schatkamer van de Nederlandse taal houdt men slechts een vingerhoedje over, aldus Bomans. Het is goed dat hij het tijdperk van Temptation Island nooit heeft meegemaakt
Met enige jaloezie kijk ik naar het Frans, een taal die encore et toujours bestand blijkt tegen de opmars van de Angelsaksische agressor. Het is dan ook zelf een taal van wereldformaat, die elders in hele continenten gesproken wordt: haar fort is groter en beter gebarricadeerd dan het onze en is dus moeilijker te bestormen. Ook het aldaar werkzame chauvinisme, de collectieve habitus om het bestaan van een wereld buiten de eigen landsgrenzen niet te erkennen, speelt hierin mee: zoals Lodewijk XIV zichzelf als de staat zag, zien de Fransen hun land als de wereld. Kennis nemen van andere talen en culturen behoort niet tot hun geplogenheden: ziedaar het eigenaardige fenomeen van het dubben, waarbij men in plaats van ondertitels te lezen naar krukkig nagesynchroniseerde stemmen luistert. Is dit luiheid? Nee, het gaat verder dan dat: ze staan er niet bij stil dat dit vreemd is, dat er een andere optie bestaat: er is voor hen maar één taal. Solipsisme dat aan absoluutheid grenst.
Wij Belgen, daarentegen, zijn kosmopolitisch: we staan open voor wat zich daarbuiten afspeelt. We zijn dan ook een klein landje, en liggen in het midden van de wereld. Het siert ons dat we niet zoals de meeste volkeren stug naar de schaduwen in onze eigen grot blijven kijken. Maar dat heeft dus zijn negatieve consequenties. Het probleem bestaat ook in dat (Nederlandstalig) België niet alleen geografisch een onbeduidend landje is, maar ook cultureel. De schatkamer van de Franse cultuurgeschiedenis, oneindig als de bibliotheek van Babylon, rust op de pijlers van Voltaire en Rabelais, Baudelaire en Rimbaud, Asterix en Obelix; het is makkelijker standhouden als je eigen taal een universum op zich is. Hij die beweert dat je voor het Nederlands evenzoveel voorbeelden kan aandragen, liegt.
Uit de reusachtige schatkamer van de Nederlandse taal houdt men slechts een vingerhoedje over, aldus Bomans.
Het hieruit ontstane calimerocomplex ligt aan de grondslag van de implosie van het Nederlands: we hebben het gevoel met ons klein taaltje niet mee te tellen, en doen een beroep op het Engels om er toch bij te horen, om gehoord te worden. Er spreekt een zeker dedain uit ten aanzien van het Nederlands, een onverschilligheid – komt er een mentaliteitswijziging, waarbij het vormen van virtuoze volzinnen zoals Bomans ze placht te formuleren het nastrevenswaardige ideaal wordt; waarbij het met lelijke Engelse stoplappen dichten van gaten in zinnen wordt gezien voor wat het is: armoedig. We hebben geen culturele geschiedenis zoals de Fransen, maar dat betekent niet dat we onze spreektaal moeten laten verloederen. In het hier en nu hoeft onze taal voor niemand onder te doen.
De verscheidenheid van talen is een goede zaak: niet op grond van de toren van Babel, die mythe die de menselijke neiging tot hubris moet indammen, maar wel omdat de dingen uiteindelijk uit de taal komen: iets kan pas gestalte krijgen als het in taal wordt uitgedrukt. Elke taal is op die manier een wereldopvatting, een wijze om al wat voorhanden is in dit ondermaanse in kaart te brengen. En het Nederlands is dat evenzeer als het Engels of welke taal dan ook. De meervoudigheid van de wereld uit zich in de meervoudigheid van talen; andere talen in het moeras van het Engels laten wegzinken is dus het verlies van een rijkdom, een ontologische reductie van de wereld. Hij is al klein genoeg.