analyse> Een eigenlijk onnodig betoog voor klassieke talen
Niemand haat de kunsten*
De klassieke talen in het onderwijs staan onder druk. Volgens Ana van Liedekerke en Vincent Cuypers is het tijd om eens te bezinnen op waar onderwijs echt voor dient.
Het aantal leerlingen klassieke talen in de middelbare scholen daalt al enkele jaren gestaag. Op tien jaar tijd zijn er over de hele lijn van het tweede tot het zesde jaar 10.000 leerlingen Latijn minder (-20%) en van de meer dan 6.000 leerlingen Grieks in 2007-2008 bleven er vorig jaar nauwelijks 4.500 over (-22%). In sommige scholen wordt ‘Grieks’ vervangen door ‘management’, en een betoging voor het behoud van de klassieke talen, vorig jaar in Gent, werd op hoongelach onthaald. De klassieke talen, eeuwenlang kroonstuk van het onderwijs, staan onder druk en dreigen als dode talen een tweede maal uit te sterven.
De vraag is echter of zij die aan de knoppen van het onderwijs zitten wel de juiste doelen nastreven. Bij het bepalen van een onderwijspakket moet men in eerste instantie uitgaan van wat nodig is om een zinvol leven te leiden, en dan pas van de noden van de arbeidsmarkt. De economie is belangrijk, maar niet alles. Zoals de door Robin Williams vertolkte leraar John Keating in Dead Poets Society zegt: ‘Medicine, law, business, engineering, these are noble pursuits and necessary to sustain life. But poetry, beauty, romance, love, these are what we stay alive for.’
Ook Aristoteles bekeek het zo. Hij maakt in de verschillende vaardigheden waarop de mens zich kan toeleggen een onderscheid tussen de ‘vrije kunsten’, en de ‘mechanische kunsten’. De mechanische kunsten, waaronder landbouw, bouwkunst, smeedkunst, handel,... dienen om ons in leven te houden. De vrije kunsten, zoals taal, filosofie, wiskunde, muziek,... dienen om datgene waar we eigenlijk voor leven, de ontplooiing van onze talenten, geestelijke ontwikkeling, te realiseren. Beide zijn belangrijk, en moeten dus in het onderwijs gelijk behandeld worden. Ook omdat de kruisbestuiving van al die kunsten, zowel de mechanische als de vrije kunsten, erg vruchtbaar is. Technologie kan maar bestaan in dialoog met theoretische wetenschappen, en taal en logica schragen elk denken en zijn dus voor elke kunst - vaardigheid - noodzakelijk.
Dat maakt meteen de waarde van algemeen onderwijs: dat je van alles leert. Iemand die zelfstandig kan denken en van meer dan één markt thuis is, kan bij uitstek, zoals Descartes zegt ‘marcher avec assurance dans cette vie’ en kan onmiskenbaar ook meer bijdragen aan economie en samenleving. En hij of zij is in staat sociale ladders te beklimmen. Wie de vrije kunsten en het algemeen onderwijs als elitair beschouwt zit er dus naast. Wie echt voor de democratisering van het onderwijs is, schaft het BSO af.
Verhalen en mythes zijn nog steeds een grote bron van wijsheid, en vaak toegankelijker dan pure rationaliteit.
In tijden waarin technologische ontwikkelingen elkaar sneller opvolgen en de wereld steeds complexer wordt, is het immers des te belangrijk om mensen intellectueel te wapenen tegen alle facetten van het bestaan. De mens is meer dan ooit een leerling-tovenaar die met allerlei zaken zit te experimenteren zonder over de gevolgen na te denken - getuige daarvan de ecologische crisis. Wie het verhaal van Daedalus en Icarus kent, begrijpt waar dat over gaat. En daarin zit ook de waarde van Latijn en Grieks. De zaken die in de Griekse en Latijnse literatuur worden uitgedrukt zijn zaken die basale menselijke vragen proberen op te lossen. We zijn de mythologie helemaal niet zo ontgroeid als we denken. Verhalen en mythes zijn nog steeds een grote bron van wijsheid, en vaak toegankelijker dan pure rationaliteit.
En het is ook niet al wijsheid: klassieke talen kunnen ook een jolige bezigheid zijn: stukken uit de Ilias lezen als een soap, en naast brood en spelen bieden de klassieke corpora tal van hilarische passages en volkse komedies. Uiteraard zijn sommige aspecten bijwijlen saai. Je studeert jarenlang woordjes en grammatica, maar om daarna de vruchten te plukken. Het geduld dat daarvoor nodig is een vaardigheid die we in de hedendaagse korte termijn-maatschappij aan het verleren zijn. Soms moet je in de verre toekomst investeren en rustig voortwerken tot het uitzicht zich openplooit. Dat geldt overigens voor alle kunsten, vrije en mechanische.
De prijs van complexiteit en saaiheid is ook geen keuze die je geheel kunt overlaten aan een twaalfjarige. Kinderen louter geven wat ze willen - ‘het moet vooral leuk zijn’ - gaat in tegen de idee van opvoeding: wat ze graag willen zullen ze zelf wel nemen. Je moet kinderen soms in de juiste richting duwen om ze vooruit te helpen. En leren doorbijten. Dat is niet elitair. Het gaat er niet om de beste te zijn, wel om zo goed mogelijk te zijn. De winnaars van de Olympische spelen zijn ook niet elitair, ze werken hard. Uitdagend onderwijs, dat niet opgeeft, en leerlingen steeds verder duwt en trekt, is het beste gelijkekansenbeleid.
Als je Latijn en Grieks daarbij (in het beste geval!) reduceert tot keuzevakken, gereserveerd voor de leerling die zich graag kapotbijt op conjunctieven of de excentrieke culturo met een bijzondere voorliefde voor dactylische hexameters, dan pas maak je het tot een elitaire optie voorbehouden voor kinderen die door ouders reeds een voeling hebben verworven met die cultuur.
De winnaars van de Olympische spelen zijn ook niet elitair, ze werken hard
Natuurlijk zijn er andere manieren dan het leren van dode talen om de blik van jongeren open te trekken en kritische en zelfstandige geesten te smeden, maar de dichte verbondenheid tussen taal en denken maken het leren van talen cruciaal in elke opvoeding. Dode talen stellen je daarbij in staat op een meer fundamentele manier uit je denkkader te stappen, omdat ze geen hedendaagse toepassing meer hebben en niet meer veranderen. En zij zijn uiteindelijk waar onze roots liggen. Het klinkt altijd dat we onze jongeren moeten voorbereiden op het heden en de toekomst, maar het heden verandert voortdurend en niemand weet hoe de toekomst er uitziet. Is het dan niet beter jongeren te wapenen met een vast referentiekader dat al eeuwenlang standhoudt?
Toegegeven, Griekenland en Rome zijn ook niet de absolute bakermat van onze cultuur, maar de Griekse en Romeinse tradities zijn altijd een waardevol corpus gebleken waarop de intellectuele wereld kan terugvallen. Als men besluit over te schakelen op Middel-Egyptisch of Akkadisch, tekenen wij geen protest aan, al staan er dan praktische bezwaren in de weg wat betreft beschikbaarheid en aanwezigheid van teksten. Grieks en Latijn bieden een waaier aan intellectuele facetten die weinig andere vakken evenaren.
En het onderwijs van klassieke talen loont. Kijk maar naar de slaagpercentages in het hoger onderwijs. Maar eigenlijk moet je voor zo’n zaken niet argumenteren. Zoals Marcel Delaunois, professor emeritus aan de UCL schrijft, is het eigenlijk toch vrij evident dat iemand die op Homerus mediteert, een diepere dimensie van zijn mens-zijn realiseert dan iemand die zich beperkt tot handel in goud, plastiek of charcuterie. Niet dat beenhouwer geen mooi beroep is, integendeel. Maar wij zouden liever beenhouwers zijn die weten waar Troje ligt.
*behalve de onwetenden. De slagzin ‘Artes odit nemo nisi ignarus’ staat gebeiteld in de gevel van het Jubelparkmuseum in Brussel.
Ana Van Liedekerke is student Westerse literatuur. Vincent Cuypers is student duurzame ontwikkeling en redacteur opinie bij deze krant.