artikel> Kortverhaal

Kortverhaal: De confrontatie

De wind woei, zijn adem stokte. Hij voelde langs zijn rug een siddering tergend traag omhoog kruipen – als een aftandse lift in een aftands gebouw.

Maar het was niet de koude van die barre, barre woensdagnacht die hem besloop. Het was iets dat zich driehonderd meter verder in zijn blikveld nestelde en hem gelijk van zijn stuk bracht.
Twee allochtone jongeren stonden op het punt zijn pad te kruisen.
In een op hen na volstrekt verlaten steeg.

Sinds hij in Brussel was komen studeren had hij zich 's avonds op straat nooit echt op z'n gemak gevoeld. Niet dat er hem sedertdien iets overkomen was, noch zag hij de ongure verhalen die hem waren verteld ooit bewaarheid. Nee.
Het was een gevoel van onveiligheid waarvan hij de kiem niet kende, en dat gevoel dwong hem tot het actief vermijden van situaties als deze.
Maar nu hij vanavond, op de terugweg van een concert gemakshalve voor de kortere maar gevaarlijkere route had gekozen – hij kon zich wel voor de kop slaan – was er geen ontkomen aan.

Schoorvoetend naderde hij het tweetal dat zich nu op nog slechts tweehonderd meter afstand van hem bevond. Hij zag met meer precisie hun door de straatlantaarn oplichtende bruine huid en kreeg het nog benauwder.
Omdraaien had geen zin. Dat zou alleen maar als een rode lap op een stier werken.
Hij moest snel denken.
Tastend in zijn broekzakken vond hij wat munten en een half pak sigaretten – zou die inhoud volstaan als zoenoffer?

Door zijn nerveuze pas werd tweehonderd meter snel gehalveerd tot honderd.
Zweetdruppels parelden op zijn voorhoofd ondanks de kilte; de angsthaas in zich wist dat een lichaam soms de voeten treedt met het fysiologisch gangbare. Maar evengoed en misschien wel mede daardoor was dat beest ervaren met manoeuvres in panieksituaties.
Hij kon: stoer vooruitkijken, zijn blik afwenden naar de grond, of doen alsof hij werd gebeld.
Stoer vooruitkijken dan maar.
Had hij toch naar pa geluisterd, en die lessen zelfverweer gevolgd.

Nog vijftig passen.
Het gesprek van de twee klonk nu holler in de echorijke steeg en was bijna verstaanbaar.
Hij nam strak vooruitkijkend zijn plan in acht. Klaar om wat in zijn zakken zat te verliezen, maar zijn vel te redden.
Op dertig meter afstand dacht hij de situatie meester te zijn, of op z'n minst te overzien.
Maar plompverloren stopte hun gesprek.
Stilte.

Zijn hartslag overtrof het ritmische getik van hielen die de grond raakten, zowel in tempo als in luidheid.
Twintig werd tien, tien meter werd vijf.
Hun ogen waren nu vol op die van hem gericht.
Hij gaf toe, liet z'n plan varen en keek angstvallig terug.
Zijn belagers draaiden zich naar hem toe; zijn lichaam verstarde.
Dit was het dan, dacht hij.

Hij sloot zijn ogen, en zag zo niet dat de twee hun monden openden:
'Goedenavond.'

'Goedenavond', prevelde hij.

Powered by Labrador CMS