splinter> Splinter
Het vraagstuk boerkini
N-VA stelde onlangs voor om de boerkini als een instantie van onderdrukking te identificeren en dus te verbieden. Deze redenering volgend lijkt een verbod mij allerminst vanzelfsprekend.
Indien we de premisse aanvaarden dat vrouwen een boerkini dragen omwille van een op hen uitgeoefende dwang, volgt uit een verbod op de boerkini simpelweg een verbod op het zwemmen en strandlopen tout court. Een verbod dat een hogere graad van vrijheid voor onderdrukte vrouwen beoogt, leidt dan juist tot het verminderen van hun bewegingsvrijheid in de maatschappelijke sfeer.
Een tweede en meer filosofisch bezwaar ligt hem in de aard van de gebruikte maatregel: een verbod. In de plaats van maatregelen op het niveau van de onderdrukkers, belandt de eindverantwoordelijkheid bij de onderdrukten. Het zijn de vrouwen die de letter van de wet overtreden en dus blootstaan aan de sancties die aan deze overtredingen gekoppeld worden. Hoe dit moet resulteren in zogenaamde bevrijding en man-vrouwgelijkheid blijft voor mij een raadsel.
Wanneer we verder op de zaak ingaan wordt de onderliggende complexiteit van de discussie duidelijk. Het is immers terecht om bezorgd te zijn over de betekenis van de boerkini. Deze is populair in een cultuur die zich anders verhoudt tot vrouwelijke lichamelijkheid dan de onze. Sociale voorschriften die enkel gelden voor bepaalde groepen van de samenleving en waarbij deze groepen gevormd worden omwille van een kenmerk dat niet ontspringt aan de vrije keuze van het individu zijn zeker discriminerend.
Vanuit deze definitie zijn normen die anders staan tegenover mannelijke naaktheid dan tegenover vrouwelijke naaktheid meteen verdacht, maar in de categorie van de boerkini vallen dan evenzeer ‘westerse’ voorschriften zoals het nagenoeg verplicht ontharen bij vrouwen en het hele scala aan kledingvoorschriften die bij ons gendergerelateerd zijn.
De selectiviteit waarmee de boerkini als enige van dergelijke voorschriften onder handen genomen wordt, wijst erop dat er naast het thema gender andere thema’s in het debat meespelen en dan voornamelijk die van cultuur en religie. Het vraagstuk van de boerkini is eigenlijk het vraagstuk van de ware aard van de islam, en hoe onze maatschappij zich hier tegenover dient te verhouden. Maar het is net deze neiging tot essentialisme, tot het herleiden van een religie, een cultuur, een ideologie of een maatschappelijke tendens tot een door alle fenomenen gedeelde kern waartegen ik me wens uit te spreken.
De genuanceerde ervaring van de individuen die een fenomeen zoals de islam beleven verschilt immens. Door deze hele rijkdom te willen vatten in een eenvoudige definitie om er dan een normatieve evaluatie van te maken is een gevaarlijke neiging.
Niemand valt immers volledig samen met de door hem aanvaarde ideologie, er zijn steeds andere nuances, accenten, prioriteiten. Als we de wereld verdelen in grote categorieën zoals ‘De islam’ en ‘De Westerse Beschaving’ dreigen we blind te worden voor de grote gebieden waarin onze opvattingen overlappen.
We dreigen te vervallen in een denken waarin ‘zij’ onherleidbaar anders zijn dan ‘wij’, een denken waarin verbieden de plaats in neemt van dialoog, omdat ‘zij’ zo fundamenteel anders zijn dan ‘wij’ dat wederzijdse uitwisseling en groei bij voorbaat uitgesloten is. Een verbod op een gendergerelateerd voorschrift van een andere cultuur terwijl we blind blijven voor de soortgelijke eigen voorschriften kan onze culturen enkel van elkaar vervreemden, en dat kan nooit een voedingsbodem zijn voor gelijkheid.