splinter> Splinter
Geef elke student een basispakket cultuur
Kritiek: het is een lelijk woordje geworden. Nochtans is dat wat we met een groep van tien jongeren – eentje viel wat grijzer uit – een jaar lang hebben leren doen: kunstkritiek geven.
Wie wil zich in godsnaam kunstcriticus noemen? Het is een vraag die we ons stellen op pagina 13 van deze krant. Als de kunstenaar al nut en efficiëntie ontbeert, waarvoor zou de kunstcriticus dan nodig zijn, behalve dan in zijn eigen niche?
Dat is kort door de bocht. Meer zelfs: de kunstcriticus is een belangrijke schakel van de kunst naar het publieke debat. Belangrijk, want kunst en cultuur komen dikwijls in een kleine niche terecht.
Dat werd nog maar eens bevestigd toen we de programma’s van beide kandidaat-rectoren bekeken. Beiden lijken cultuurbeleid in een hokje te stoppen dat dan maar later door de vicerector moet worden vormgegeven. Een duidelijke visie ten spijt.
Rik Torfs mag dan een afzonderlijk deel in zijn programma aan cultuur wijden, ook hij staat eerder kritiekloos tegenover het huidige beleid. Bovendien blijft hij op de vlakte over wat cultuur in de toekomst aan de universiteit kan betekenen.
In het programma van Luc Sels valt het woord ‘cultuur’ maar negen keer, meestal in woorden zoals bedrijfscultuur. Het is verbazend dat Sels niets over kunst en cultuur schrijft, terwijl zijn programma mensen wil verbinden en leest als een pleidooi voor interdisciplinariteit.
Dat laatste juichen we uiteraard toe. Maar is de cultuuragenda volledig aan de vicerector overlaten geen veeg teken voor die interdisciplinariteit? Het siert Sels dat hij, in tegenstelling tot Torfs, liever dan zelf in de media elk domein te vertegenwoordigen, zijn specialisten aan het woord wil laten. Toch is cultuur nu net datgene wat in alle andere domeinen doorsijpelt en die met elkaar verbindt. Voor een rector, die het universitas-ideaal tracht uit te dragen, is een visie op cultuurbeleid een must.
Een recensie over een tentoonstelling lezen we liefst van een geschoolde kunstkijker, zoals we voor doorwrochte economische analyses liever bij een econoom dan bij de bakker te rade gaan. Elk domein heeft zijn kenners en liefhebbers die – God zij dank – geen kenner moeten zijn. Maar wanneer die tweede groep ondervertegenwoordigd is, blijven er enerzijds kenners en anderzijds leken over. De publieke ruimte is dus gebaat bij amateurs, die ook zonder beroepsmatige verplichting een visie kunnen vormen over dat domein.
Daarom is het basispakket cultuur waar afscheidnemend vicerector voor Cultuur Katlijn Malfliet voor pleit, nog niet zo’n slecht idee. Malfliet droomt van een gratis minimumaanbod aan cultuur, waarop de huidige Cultuurkaart, die 20 euro kost en slechts 10% van de studenten bereikt, een aanvulling kan zijn. Een dergelijk pakket is een mooie vlag voor de interdisciplinariteit, die verschillende groepen en richtingen verbindt in het nadenken over hoe wij, jongeren, de wereld kunnen vormgeven en ontwikkelen, en hoe we huidige ideeën daarover in vraag kunnen stellen.
Of zo’n basispakket haalbaar is, en welke vorm dat zou moeten krijgen, moet natuurlijk bestudeerd worden. Ons tienkoppige groepje van Leuven Kritiek bood in elk geval al een interessant proefproject. Een jaar lang mochten we gratis gaan kijken naar theater, dans, expo en film in Leuven. Wat van ons verwacht werd, was dat we erover nadachten, praatten en schreven. Het is heel onwaarschijnlijk dat wij het allen tot professioneel kunstcriticus zullen schoppen. Maar het debat dat we voerden oversteeg wel onze vakspecifieke achtergrond, gaande van geneeskunde tot criminologie. Aan een universiteit zou een dergelijke ontmoeting een must moeten zijn en geen zaak van geschoolde kunstkenners.