opinie> Over de snel verteerbare gruwel van de aandachtseconomie

Er is genoeg geschreven, de filosoof rest te shockeren

Onze voyeuristische drang naar sensatie verklaart het succes van een 'true crime' serie als 'Dahmer'. Jelle Dehaes legt uit waarom we toch best voorzichtig omspringen met deze succesformule.

In zijn fictiedebuut 'Wij zijn de optimisten' spant Jelle Dehaes een filosofisch net over de vraagstukken van de millenniumwisseling. De eerste kiemen van de aandachtseconomie, de discussie over euthanasie bij psychisch lijden, het virtueel narcisme en het globaal terrorisme met de bijhorende angstcultuur vormen de achtergrond voor een verhaal over een ideologische kunstmoordenaar.

‘Wij zijn de optimisten’ verscheen op 7 oktober bij uitgeverij Vrijdag.

15 juli 1974. Op een lokale tv-zender in Florida schiet nieuwsanker Christine Chubbuck
zichzelf tijdens een live-uitzending door het hoofd. Voordien keek ze recht in de camera en sprak ze haar laatste woorden: 'In keeping with Channel 40’s policy of bringing you the latest in blood and guts, we bring you another first: an attempted suicide.' Vijftien uren later overlijdt Chubbuck in het ziekenhuis en de dagen nadien verschijnt ze overal in het nieuws. Haar dood werd voer voor aasgieren.

Enkele decennia later verschijnt er met 'Christine' (2016) een film waarin de laatste weken
van Chubbuck worden geënsceneerd. We zien een vrouw die worstelt met haar mentale gezondheid, maar ook een vrouw die het oneens is met haar redactie om steeds te kiezen voor de meest sensationele nieuwsfeiten. Paradoxaal genoeg had ook Chubbuck vooraf instructies gegeven om die bewuste uitzending op te nemen. Alsof ze de logica van de sensatiepers wou aankaarten door er zelf in mee te stappen.

De traagheid van de roman voldoet niet aan de eisen van de aandachtseconomie

In die zin is ook de keuze voor een verfilming veelzeggend. Blijkbaar blijven soortgelijke verhalen tot de verbeelding spreken. Het mysterie dat rond een voyeuristische zelfmoord hangt, werkt aanstekelijk. De drang om te graven naar de diepste krochten van een donkere ziel lijkt onuitputtelijk. True crime scoort altijd goed.

'Dahmer', de nieuwste Netflix-serie over de Amerikaanse kannibaal, necrofiel en seriemoordenaar Jeffrey Dahmer, wordt her en der bekritiseerd omwille van de romantisering van zijn daden en de potentiële trauma’s voor de nabestaanden. We zijn collectief geshockeerd door de onmenselijkheid van de serie. En toch wordt ze massaal bekeken. Dat is de wet van de aandachtseconomie.

Die term kent een opmars sinds de opkomst van het internet. Sindsdien worden we overspoeld door digitale informatie en is onze aandacht een schaars goed geworden. We kunnen immers nooit op alles tegelijk focussen. Daarom concurreren digitale reuzen als Meta en Google om onze aandacht. Hun doel is om ons zo vaak mogelijk te laten klikken om reclame-inkomsten te genereren.

De vraag is waar het spektakel botst op de grenzen van de ethiek

Daarbij maken ze gebruik van technieken die onze zwaktes en instincten exploiteren. En laat onze hang naar gruwel nu juist een van die zwaktes zijn. Vandaar dat niet alleen Chubbuck en Dahmer hun weg vinden naar populaire fictie. Ook in de journalistiek krijgen gruwelbeelden steevast een centrale plaats, niet vaak wordt er zelfs muziek onder gemonteerd. Alsof de realiteit moet concurreren met fictie.

Don Delillo schreef er een oeuvre over. Volgens de Amerikaanse auteur lijkt de horror van het terrorisme het te halen van de verhalende schrijver. De traagheid van de roman voldoet namelijk niet aan de eisen van de aandachtseconomie, terwijl de terrorist wel alle vakjes weet aan te vinken. Hij levert snel consumeerbaar, sensationeel en angstaanjagend nieuws op.

De vraag is waar het spektakel botst op de grenzen van de ethiek. Die grens wordt telkens meer opgeschoven, lijkt het wel. Alsof de ethiek de technologie hopeloos achterna holt. In het slechtste geval mondt die denktrant uit in een filosofie die de aandachtseconomie omarmt en de gruwel als entertainment verheerlijkt.

Powered by Labrador CMS