artikel> Kortverhaal
De stille ruimte
Kortverhalen zijn kleine vensters op andere werelden en gene gedachten en dromen. Om de twee weken biedt een schrijver ons een kijkje in de zijne of hare.
Hij betrad de stille ruimte van de bibliotheek in gedachten verzonken, maar toch op zijn hoede, wat betekende dat zijn lichaam lichtjes ineengekrompen was alsof hij zich voorbereidde op een slag, omdat hij stille studieruimtes altijd ervoer als jachtvelden waar hij als loslopend hert niet thuishoorde.
Er werd onmiddellijk opgekeken: cursussen werden dichtgeslagen, potloden werden in hun etui opgeborgen, computers werden afgezet, koptelefoons werden op de tafel gelegd. De hele zaal keek als één persoon naar hem, maar de irritatie en lichte verveeldheid die normaal gezien op de gezichten van de studerende levende have ligt, was nu omgeslagen in agressie en haat - alsof iemand kwaad van hem gesproken had, want hij had niets verkeerd gedaan.
Het was een grote leeszaal, met tot de rand gevulde boekenkasten tegen de vier muren, en in het midden twee lange rechthoekige tafels aan weerszijden waarvan studenten zaten; er was niet één plekje vrij. De jaloezieën lieten maar een streepje licht door, zodat het schemerde in de ruimte: hier en daar zag je stof opwolken in een lichtstraal. Een antieke comtoiseklok sloeg de tijd aan, zei nu eens ja, dan weer nee; voor hem was het alsof er naar een beslissende gebeurtenis werd afgeteld, een gebeurtenis waar alle binnen zittende studenten al van op de hoogte waren gebracht, maar hij niet, misschien precies omdat die hem betrof.
Er gaat beslag op mij worden gelegd, dacht hij bij zichzelf, zonder te weten van waar deze gedachte kwam en zonder te weten wat hij ermee bedoelde.
Hij had een boek nodig.
Een trap leidde aan de linkermuur naar een hoger gelegen galerij met nog meer boekenkasten; daar ergens resideerde het boek dat hij nodig had, maar het was hoogst onzeker dat hij er ooit zou geraken. Er broeide iets in de lucht dat hem ervan overtuigde dat hij verhinderd zou worden. Zijn stappen weergalmden terwijl hij nog steeds aangestaard werd. Sommigen kwamen al half uit hun stoel; anderen wisselden een blik en keken veelbetekenend naar de trap en naar elkaar: ze wisten wat hij voornemens was.
Hij versnelde zijn stap maar het was te laat. Ze grepen hem met velen tegelijk; ze keken met koude blik naar hem en zeiden: 'U dient stil te zijn in de stille studieruimte', en met brekende ogen en vol verontwaardiging omdat hij in zijn ogen stil genoeg was geweest werd hij verzwolgen in de studerende mensenzee.