splinter> Splinter
De stages Geneeskunde zijn niet meer van deze tijd
Wekelijks 60 uur werken tegen het minimumloon klinkt niet bepaald als de ideale startersjob. Toch lijkt dit meer en meer de norm voor jonge artsen in België.
'Hoelang nog, gaat men de noodkreten van onze jonge collegae naast zich neerleggen?'; het is een vraag die de vier Vlaamse geneeskundedecanen zich stellen in de Artsenkrant. Hun bekommernis is gebaseerd op zorgwekkende cijfers die studentenverenigingen VSGO en VASO begin dit jaar publiceerden rond de stages in hun opleiding.
De enquête van het VGSO, het Vlaams Geneeskundig StudentenOverleg, bracht aan het licht dat 40% van de geneeskundestudenten tijdens de opleiding te maken kreeg met grensoverschrijdend gedrag. De percentages waren het hoogst in de stages; met 53% voor de huisartsen in opleiding (HAIO's), 50% voor de arts-specialisten in opleiding (ASO's) en 39% voor de masterstudenten Geneeskunde.
De collega's van VASO, het koepelorgaan voor de arts-specialisten in opleiding, centreerden hun bevraging rond het werk tijdens de coronacrisis. De cijfers wijzen op systematisch overwerk, mentale overbelasting, gebrekkige bescherming en verminderde begeleiding. Van de 6000 arts-specialisten in opleiding dacht 20% aan stoppen. Na zes jaar studies kan dat tellen.
Veel van de bovengenoemde problematieken vallen te vermijden met een degelijk arbeidsstatuut, maar net daar knelt het schoentje voor de artsen in opleiding. Zowel HAIO's als ASO's werken met een afzonderlijk sui generisstatuut. De term 'sui generis' doet ietwat verbloemend een voorkeursbehandeling vermoeden, maar dient eerder om aan te geven dat het conventionele arbeidsrecht van de 21ste eeuw hier niet van toepassing is.
Wie afstudeert als arts keert daarmee terug naar het Wilde Westen. Contracten kunnen tot werkweken van 60 tot 72 uren gaan, 34 uur boven de reguliere 38 uren-werkweek. Er is in verloning voorzien, maar met een gemiddeld loon van 1950 euro kom je in het beste geval maar aan een uurloon van 9,47 euro. Dat is 18 cent onder het minimumloon.
Er is daarbij geen regeling voor overwerk, er zijn nauwelijks vakantiedagen en wie tijdens zijn stage aan een gezin wil beginnen kan geen ouderschapsverlof opnemen. Laat ons niet vergeten dat dit hele traject ook verplicht is om uiteindelijk af te studeren. De onderhandelingspositie van een student is daarmee minimaal.
Dat deze praktijken onder de noemer 'stage' of 'opleiding' vallen, is haast cynisch. Goedkoop werk in ruil voor opleiding en ervaring kan een eerlijke overeenkomst zijn, maar mag geen vrijgeleide zijn om eender welke arbeidsrechtelijke of ethische grens zomaar te overschrijden. De vrees dat studenten daarmee tweederangswerknemers worden lijkt meer en meer gegrond.
Dat de didactische principes van zo'n opleiding ondergesneeuwd worden door de covidcrisis is begrijpelijk, maar toont ook de zwakte van het systeem. De sombere vaststelling van de vier geneeskundedecanen is dat 'het ganse systeem waarbinnen we opleiden, niet is aangepast aan de noden van deze tijd'.
Op een moment waarin de gehele Belgische gezondheidsstructuur herdacht wordt, kan een grondige herziening van de sui generisstatuten ook moeilijk ontbreken. Als we VASO mogen geloven is de prijs daarvoor niet eens zo uitzonderlijk hoog, zeker als het kan beletten dat jonge artsen er na zes jaar de brui aan geven.