PUNT VAN DE PROF FREDERIK VERLEDEN
De opkomstplicht was ooit conservatief
Na de onverwacht lage opkomst tijdens de recente gemeenteraadsverkiezingen wordt de opkomstplicht in Vlaanderen als een uiterst democratische maatregel benoemd. Volgens historicus Frederik Verleden speelden bij de invoering in 1893 echter vooral politieke belangen een rol.
Tijdens het einde van de negentiende eeuw was België een pioniersland inzake kieshervormingen. Cijnskiesrecht, meervoudig stemrecht, capaciteitsstemrecht, evenredige vertegenwoordiging, belangenvertegenwoordiging… België had het allemaal zien passeren.
Onder de vele Belgische experimenten bevond zich ook de stemplicht. Ons land had in 1893 een Europese primeur toen het de opkomstplicht bij nationale verkiezingen in de grondwet opnam. Vandaag wordt zo’n opkomstplicht als uiterst democratisch bepleit, maar zoals iedere hervorming van het kiessysteem ging ook de invoering daarvan gepaard met een flinke dosis politieke berekening.
Tien keer meer kiezers
De invoering van de opkomstplicht kwam er enkele maanden na de uitbreiding van het stemrecht in België. Die twee beslissingen staan niet los van elkaar. De timing maakt een en ander duidelijk. In april 1893 had het Parlement een moeizaam bevochten compromis goedgekeurd om het stemrecht te democratiseren. Iedere volwassen man kon nu vanaf vijfentwintig jaar gaan stemmen, maar afhankelijk van vermogen of diploma kregen sommigen een of twee bijkomende stemmen.
Het was een compromis waar weinigen echt enthousiast over waren, maar waarschijnlijk was het het enige haalbare vergelijk tussen katholieken en liberalen. De impact ervan was enorm: het aantal kiezers zou vertienvoudigen. De stemplicht kwam er een maand later als een behoudsgezinde correctie op die sprong in het onbekende.
Op een drafje goedgekeurd
Vergeleken met de eerdere maandenlange parlementaire strijd om het stemrecht te democratiseren, was het invoeren van de maatregel een walk in the park. De stemplicht haalde gemakkelijk en snel de nodige tweederdemeerderheid in de Kamer en de Senaat.
De olifant in de kamer in 1893 was de mogelijke winst die de socialisten zouden optekenen
Niet verwonderlijk: de katholieke regering kon rekenen op de stemmen van de progressieve vleugel van de liberale oppositie, die de stemplicht als een democratische maatregel kon aanvaarden. Het was dezelfde gelegenheidscoalitie die een maand eerder het meervoudig algemeen stemrecht had goedgekeurd.
De katholieke regering wilde naar eigen zeggen dat de 'volkswil' die van zoveel mogelijk kiezers was. Dat was een bizarre redenering: tot voor kort was ze nog voorstander van het cijnskiesrecht, waarbij enkel gefortuneerden konden gaan stemmen. De werkelijke reden voor de invoering lijkt dan ook elders te liggen.
Politieke berekening
De olifant in de kamer in 1893 was natuurlijk de mogelijke winst die de socialisten – tot dan zonder enige vertegenwoordiging in het Parlement – dankzij het algemeen stemrecht zouden optekenen.
Voor de invoering van de stemplicht was het in België niet ongewoon dat twintig tot dertig procent niet kwam opdagen bij parlementsverkiezingen. Een goed georganiseerde en gemobiliseerde politieke minderheid kon zo voor grote verschuivingen zorgen. Zeker omdat België toen nog een meerderheidssysteem kende, zoals vandaag bij de Amerikaanse verkiezingen.
Het socialisme met enig succes indammen, kon enkel lukken als de 'gematigde' kiezers effectief zouden opdagen om van hun bijkomende stemmen gebruik te maken. Uiteraard dacht de katholieke regeringsleider Auguste Beernaert daarbij vooral aan zijn eigen kiezers. Hij vreesde dat uitgerekend de gematigde kiezers minder geneigd waren hun stem uit te brengen. De stemplicht heette daarom een "behoudsgezinde" maatregel. Dat zijn we vandaag vergeten.
Frederik Verleden is gastdocent Politieke Geschiedenis van België verbonden aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de KU Leuven. Hij is coauteur van De ongrijpbare macht: politieke geschiedenis van België.