splinter> Splinter
Bedankt voor je inzet, Arnauld!
Met die woorden sloot Waasland-Beveren de tweet af die het ontslag van de trainer meldde. Positief bedoeld uiteraard, maar de schijnheiligheid druipt ervan af. Daar moeten we toch eens mee stoppen.
Het is bon ton om sociale media aan te vallen en te zien als de grootste kwelduivel van onze tijd. Maar we kunnen er moeilijk omheen. We leven nu eenmaal in een Instagrammaatschappij waarbij we alles mooier willen voorstellen dan het is. Verbloemen is daardoor onze tweede natuur geworden. In ons eigen leven gaan we enkel de fantastische dingen benadrukken – 'kijk naar deze prachtige natuurfoto’s van mijn verre reis' – terwijl we elk metaforisch puistje onder een laag make-up verstoppen of bedekken met verhullende kledij.
We zouden deze schijnheiligheid ook kunnen toeschrijven aan onze Vlaamse mentaliteit: elk conflict uit de weg gaan en als volleerde Samaritanen boogjes lopen rond dingen waar we een probleem mee hebben. Of wijzen naar de Amerikanisering van de maatschappij, en de overname van de overdreven service-cultuur waar klant altijd koning is en bij het minste probleem de manager erbij geroepen kan worden. Met de laatste Amerikaanse en Britse verkiezingen zouden we het posttruth-tijdperk waarin we leven nog meer kunnen onderschrijven.
Want alle vergezochte excuses of mogelijke oorzaken van onze schijnheiligheid ten spijt, dat we bang geworden zijn van de waarheid is niet minder dan een pijnlijk gezwel. En als gevolg daarvan zijn we eerlijkheid als haar etterige pus gaan beschouwen. In die mate dat het onderscheid tussen feiten en meningen is vertroebeld. Maar ook dat de politiek correcte slinger te ver is doorgeslagen. Dan bedoel ik niet de manier waarop (politiek) extreme instellingen hun -ismes proberen goed te praten, want de kern van hun betoog heeft als doelstelling om te kwetsen of verdorven gedachtengoed door te geven.
Met dat badwater moeten we echter oppassen dat we de baby van de eerlijkheid niet mee de vuilnisbak in werpen. Want waar luiheid het oorkussen van de duivel is, zouden we het eufemisme langzamerhand mogen beschouwen als het deken dat hem bedekt. We zijn naderhand bijna verslaafd geraakt aan het verbloemen van zaken om niemand tegen de borst te stuiten – maar gaan daarbij vaak voorbij aan de kern van de zaak. Iemand die kampt met extreem overgewicht gaan we als volslank omschrijven – terwijl het gebruikelijke adjectief dik geen scheldwoord maar een feitelijke weergave is.
In zijn wekelijkse column haalde Gronda onlangs aan dat we dringend terug nood hebben aan wat meer fatshaming. En medisch gezien zouden we hem daar gewoon in moeten bijtreden; niet omdat we iedereen die dik is minderwaardig moeten achten, maar omdat het serieuze lichamelijk gevolgen kan hebben. Dat zou dan weer gezien worden als kwetsend – de zogenaamde brutal honesty. Omdat de waarheid een vies goedje geworden is.
Ik droom uiteraard niet van een wereld waarin iedereen elkaar de huid vol scheldt en we tact schrappen uit onze gemeenschappelijke woordenschat. Maar een beetje meer eerlijkheid zou ons op termijn goed doen. En dat begint bij de kleine dingen: als je vriend uit het pashokje komt, zeg dan gewoon eens dat het hem echt niet staat in plaats van de gebruikelijke reactie 'goh, misschien wel'. Of als je trainer een troosteloze reeks van nederlagen heeft opgestapeld, geef hem dan geen hypocriet schouderklopje, maar kom tot de kern van de zaak. 'Het was niet goed genoeg, Arnauld, hopelijk lukt het bij de volgende club wel.'