analyse> ‘Studeren is geen kansspel’
Verdeeldheid onder Vlaamse universiteiten over uitbreiding ijkingsproef
In het Vlaams onderwijslandschap wordt nagedacht over een goede voorbereiding van jongeren op de universiteit. Minister Crevits wil meer ijkingstoetsen, maar niet alle universiteiten zijn fan.
Toekomstige studenten worden vandaag op verschillende manieren voorbereid op het hoger onderwijs. Via algemene oriënteringstools als Columbus kunnen jongeren hun academische vaardigheden testen. Sommige opleidingen hebben een toelatingsproef, zoals Geneeskunde, andere een verplichte, maar niet-bindende ijkingsproef. Daarnaast is er voor sommige opleidingen een niet-verplichte ijkingsproef.
Vanuit het Ministerie van Onderwijs klinkt al een tijdje een duidelijke vraag aan universiteiten om meer in te zetten op verplichte, niet-bindende toelatingsproeven, ook in de humane wetenschappen. ‘Elke student in spe zou de meerwaarde van dergelijke proeven moeten kennen', zegt Minister Hilde Crevits. 'Samen met de VLUHR (Vlaamse universiteiten en hogescholenraad, red.) is de afspraak in het voorjaar 2019 een schema te maken voor de uitbreiding.’
‘We pleiten voor verplichte, niet-bindende ijkingstoetsen, enkel en alleen wanneer die wetenschappelijk betrouwbaar zijn’
Rik Van de Walle, rector UGent
De effectieve uitbreiding zal niet meer binnen deze legislatuur vallen, maar verschillende universiteiten zetten zelf al stappen. Zo heeft ook de KU Leuven in haar eigen beleidsplan de wens om ijkingsproeven te veralgemenen uitgedrukt.
Geen eensgezindheid
Vooral KU Leuven en UGent zijn de plannen van de minister genegen, al behouden ze wel een kritische afstand. ‘We pleiten voor verplichte, niet-bindende ijkingstoetsen, enkel en alleen wanneer die wetenschappelijk betrouwbaar zijn’, zegt Rik Van de Walle, rector van de UGent. ‘Het gaat over een zeer belangrijk studiekeuze-instrument, dus we kunnen ons geen nattevingerwerk veroorloven. Ofwel slagen we erin om voor de verschillende bacheloropleidingen valide ijkingstoetsen te ontwikkelen, ofwel niet. Indien we er niet in slagen, moeten we dat ook durven zeggen.’
UHasselt en UAntwerpen zijn dan weer geen voorstander van het uitbreiden van ijkingstoetsen. ‘Wij willen eerst en vooral de impact nagaan van de toetsen die nu al enkele jaren georganiseerd worden’, zegt Peter De Meyer, woordvoerder van de UAntwerpen. ‘We willen ook luisteren naar de feedback van de deelnemers. Er moet een grondige evaluatie komen. De reeds bestaande ijkingstoetsen moeten ook nog verder op punt gesteld worden.’
‘We willen niet uitbreiden naar alle mogelijke richtingen omdat we denken dat dat een drempel kan zijn om groepen studenten die het nu al moeilijk hebben tot bij ons te krijgen'
Peter De Meyer, woordvoerder UAntwerpen
‘We willen niet uitbreiden naar alle mogelijke richtingen omdat we denken dat dat een drempel kan zijn om groepen studenten die het nu al moeilijk hebben, denk aan jongeren met migratieachtergrond, tot bij ons te krijgen. Zo’n test kan weer een extra moeilijkheid zijn en dat kan niet de bedoeling zijn.’
Vanuit de UGent klinkt dan weer de overtuiging dat een ijkingsproef net een hefboom kan zijn voor studenten met migratieachtergrond. ‘Jongeren die uit een omgeving komen waar studeren aan een universiteit niet vanzelfsprekend is, kunnen aan hun ouders tonen dat ze een redelijke slaagkans hebben.’ Tine Baelmans, vicerector Onderwijsbeleid aan de KU Leuven, benadrukte in een vorig artikel in Veto nog dat ijkingsproeven vooral het leerproces ten goede komen. ‘Het geeft zo goed mogelijk aan waar je staat. Zo verwittig je jongeren en geef je ze de kans ondersteuning op te zoeken.’
Meten is weten
Aan de UHasselt is een alternatief voor de ijkingstoets ontwikkeld dat meer naar de achtergrondkenmerken van studenten kijkt, onder andere door een vergelijking te maken met andere studenten die vanuit dezelfde studierichting aan dezelfde hogere opleiding beginnen en de schoolresultaten en slaagcijfers te meten. Volgens Luc De Schepper, rector van de UHasselt, is dat niet alleen eerlijker dan een momentopname als een ijkingstoets, ook qua voorspellende kracht is de Hasseltse methode accurater.
‘De signalen uit het secundair onderwijs zijn erg belangrijk, al worden die ook al in rekening gebracht via Columbus en ijkingsproeven'
Tinne De Laet, Voorzitter VLIR-commissie ijkingsproef
De Hasseltse tool werd voorlopig enkel getest op Limburgse studenten die instroomden aan de UHasselt en KU Leuven en toonde daar een correlatie van 0,7 met reële studieresultaten in het eerste jaar, over alle opleidingen heen. De UHasselt is nu vragende partij om de tool verder uit te breiden. Zo kan de voorspellende waarde ook getest worden bij Oost- en West-Vlaamse jongeren die aan de UGent gaan studeren, of Antwerpse jongeren aan de UAntwerpen. ‘We hopen die uitrol in de eerste helft van 2019 te realiseren’, zegt De Schepper.
Het systeem is ook nuttig omdat het breder toepasbaar is dan ijkingsproeven, die vooral op STEM-richtingen gericht zijn, en beter aanknoopt bij de expertise uit het secundair onderwijs. ‘Klassenraden kennen leerlingen beter dan wij op basis van een toets, daarvoor is de kennis die voortkomt uit het Hasseltse systeem interessant’, zegt Tinne De Laet, voorzitter van de VLIR-commissie (Vlaamse Interuniversitaire Raad, red.) die zich buigt over de ijkingstoets. ‘De signalen uit het secundair onderwijs zijn erg belangrijk, al worden die ook al in rekening gebracht via Columbus en ijkingstoetsen.’
Het is met andere woorden niet de bedoeling om met een nieuw initiatief te komen, ook al zou het effectiever zijn in het voorspellen van slaagkans, stipt De Laet aan: ‘Het kan dat er aanpassingen komen aan onze huidige instrumenten, maar we zien de tool vooral haar nut hebben binnen of in samenhang met Columbus en met ijkingstoetsen.’
'We willen bewust wegblijven van het voorspellen van de slaagkans voor verschillende opleidingen'
Tinne De Laet
‘Studeren is geen kansspel. We willen bewust wegblijven van het voorspellen van de slaagkans voor verschillende opleidingen. We willen niet het best mogelijke voorspellende model, maar wel zo nuttig mogelijke feedback waar de student mee aan de slag kan.’
De andere universiteiten scharen zich ook niet meteen achter het voorstel. ‘We hebben niet de neiging daar meteen in mee te stappen, maar willen eerst kijken hoe het zich ontwikkelt’, zegt De Meyer. ‘Als het blijkt te werken, dan misschien binnen een aantal jaar.’
Aan de KU Leuven en UGent wordt het eerder gezien als een aanvullend model, vooral interessant voor opleidingen waar het inrichten van ijkingsproeven veel moeilijker is, zoals voor een studie Rechten of Wijsbegeerte.
'Men kan niet van universiteiten verwachten dat we eventuele tekorten in het secundair onderwijs remediëren’
Rik Van de Walle
Crevits: ‘Het is positief dat de rectoren bereid zijn om naast de verdere uitrol van niet-bindende toelatingsproeven ook het project van de UHasselt met betrekking tot de overgang tussen secundair en hoger onderwijs te koppelen aan het voorgestelde project. Dit systeem om studiesucces te onderzoeken kan dan perfect naast de toelatingsproeven bestaan.’
Humane wetenschappen
Een uitbreiding van ijkingsproeven naar de humane wetenschappen is nog niet voor morgen. Momenteel wordt er vooral verkend hoe en volgens welke indicatoren er voor dergelijke opleidingen correct kan worden geijkt. De ijkingstoets moet immers de startcompetenties van jongeren identificeren, maar daarvoor moet eerst worden uitgezocht welke competenties precies een vereiste zijn en dat is niet evident.
‘Daar wordt nog in brede termen over nagedacht’, zegt De Laet. ‘Voor opleidingen waar statistiek aan te pas komt is bijvoorbeeld een wiskundige component vereist, voor andere opleidingen eerder academische taalvaardigheid of concrete talenkennis.’ Ook daarvoor moeten dan remediëringstrajecten mogelijk zijn.
Wie de toets heeft afgelegd moet bovendien ook op de nodige ondersteuning kunnen rekenen. ‘Het mag geen hakbijl zijn’, zegt Rik Van de Walle. ‘We gaan er natuurlijk van uit dat wie afstudeert in het secundair onderwijs daadwerkelijk de eindtermen van het secundair onderwijs heeft behaald. Men kan niet van universiteiten verwachten dat we eventuele tekorten in het secundair onderwijs remediëren.’