artikel> Hoe afdwingbaar is een verplichting?
Studentenraad wil verplichte docentenevaluaties
De Studentenraad KU Leuven is voor het verplichten van studenten om docentenevaluaties in te vullen. De stemming kwam er op voorstel van LBK, die via een verplichting de responsgraad wil opkrikken.
Docentenevaluaties zijn al lang een heikel punt. Studenten kunnen na elke examenperiode hun docenten evalueren via online enquêtes. Pas vanaf een voldoende hoge responsgraad worden de gegevens als representatief beschouwd en gaan de resultaten in het dossier van de betrokken docent. Het percentage dat moet worden behaald hangt af van de faculteit, maar schommelt rond de 40%.
Gemiddeld lag de responsgraad afgelopen academiejaar (2015-2016) echter slechts op 38%. Om de studentenstem niet weg te gooien (zoals nu vaak gebeurt), wil de Studentenraad een verplichting invoeren op het invullen van de studentenbevragingen.
De stemming was niet unaniem. Zo stemden de leden van de faculteit Rechtsgeleerdheid in de Algemene Vergadering (FORS) uit principe tegen. ‘De docentenevaluatie is een recht van studenten, geen plicht’, vindt Cedric D’Hondt.
'Ook al zijn die evaluaties anoniem: mensen blijven sociaal wenselijk antwoorden’
Andreas De Block, professor bij het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte
LBK, die de bio-ingenieurs vertegenwoordigt, meende op de vergadering uit te willen gaan van het goede van de student. ‘Maar een verplichting bewijst juist het tegendeel’, aldus D’Hondt. Hij gelooft dat het de taak is van de studentenvertegenwoordigers om studenten te motiveren deel te nemen aan de bevragingen.
Beperkte validiteit
Andreas De Block, professor bij het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, blijft enigszins sceptisch over de docentenevaluaties tout court. De evaluaties zouden slechts beperkte validiteit hebben, omdat ze beweren te meten of de onderwijsdoelen bereikt zijn, maar dat in realiteit niet altijd doen.
Hij baseert zich hiervoor onder meer op studies die aantonen dat irrelevante factoren zoals gender en fysieke aantrekkelijkheid een grote impact hebben op het resultaat. Of een andere manier van vraagstelling op dat vlak verbetering kan brengen, is vooralsnog onduidelijk.
Door de mogelijkheid om de pop-up weg te klikken of aan te duiden de bevraging blanco te willen laten, zou die methode bezwaarlijk een echte verplichting kunnen genoemd worden
De Block vindt het positief dat Stura zoekt naar manieren om aan de lage representativiteit te sleutelen. Toch kan een verplichting volgens hem andere problemen juist versterken. Zo zouden nu ook studenten die nooit naar de les zijn gegaan, verplicht worden de lessen te beoordelen.
Dat leidt tot een slechtere weergave van de werkelijkheid. Om aan dat probleem tegemoet te komen, stemde Stura om in de docentenevaluaties ook een vraag op te nemen over de participatie van de student. De Block is niet helemaal overtuigd: ‘Ook al zijn die evaluaties anoniem: mensen blijven sociaal wenselijk antwoorden.’
Praktische uitwerking
Een ander probleem is dat de docentenevaluaties na de examens worden verspreid. Studenten bij wie het examen tegenviel, kunnen zich dus wreken door de prof negatief te evalueren – ook al is daar objectief gezien misschien geen reden toe. De studentenraad wil daarom de huidige evaluaties opsplitsen. Het verplichte gedeelte zou al doorheen het semester worden verspreid; na de examens volgt een facultatieve bevraging.
Dat leidt meteen naar de vraag hoe de verplichting praktisch kan worden uitgewerkt. De uitwerking lijkt misschien een futiel detail, maar kan veel invloed hebben op hoe de bevragingen worden ingevuld. Momenteel is de grootste meerderheid van de algemene vergadering (AV) voor een systeem met pop-ups op Toledo. Door de mogelijkheid om de pop-up weg te klikken of aan te duiden de bevraging blanco te willen laten, zou die methode bezwaarlijk een echte verplichting kunnen genoemd worden.
Stura neemt dan wel een standpunt in, uiteindelijk is het natuurlijk de universiteit zelf die beslist wat ermee gebeurt
Een kleinere groep ziet baat bij een systeem waarbij het Individueel Studieprogramma (ISP) voor het tweede semester pas aangepast kon worden na evaluatie. ‘Maar slechts een kleine groep past zijn ISP dan nog aan’, bemerkt De Block. Bovendien zou dit maken dat de evaluatie wél pas na de examens verplicht is. Een systeem waarbij studenten pas aan hun examenresultaten kunnen als ze de bevraging hebben ingevuld, zou dit kunnen voorkomen. Maar voor dit voorstel was de Algemene Vergadering dan weer niet gewonnen.
Feedbackgroepjes
Niet alle punten van de nota van LBK werden reeds gestemd. Zo werd de vraag van de bio-ingenieurs om meer dialoog tussen docent en student tijdens het semester verlaat naar de volgende AV. Het idee erachter is dat wachten tot na de evaluatie achter de feiten aan lopen is. Door feedbackmomenten gedurende het semester kunnen problemen snel en efficiënt worden verholpen.
LBK haalt een voorbeeld aan van de Norwegian University of Science and Technology, waar een groepje van drie studenten tweemaal per semester samenzit met de prof om het vak te bespreken. Toch is het voorbeeld louter illustratief, omdat het idee niet in de praktijk omzetbaar lijkt. Daar is D’Hondt niet zo zeker van. Hij verwijst naar een initiatief van professor Filip Buekens die voor zijn nieuwe vak Logica en Argumentatieleer reeds gebruik maakt van de feedbackgroepjes.
Enkel evaluaties door de studenten?
Maar ook over dit initiatief heeft De Block zijn twijfels. ‘Het doet uiteindelijk niets af aan de kern van het probleem’, werpt hij op. ‘Studenten zijn nu eenmaal niet geschoold om te kunnen inschatten hoe bepaalde onderwijstechnieken bijdragen aan leerresultaten.’ Als die groepjes ook effectief begeleiding zouden krijgen op dit vlak, verandert dat voor hem de zaak wel.
De vraag blijft of er genoeg wordt geëvalueerd buiten de studenten om. De Block meent dat daar ruimte is voor verbetering. ‘Er zijn al goede initiatieven, die zowel op evaluatie als op ondersteuning inzetten. Maar het kan geen kwaad om zeker op die ondersteuning intensiever in te zetten.’
Wat er concreet verandert door de stemming, is nog niet duidelijk. Stura neemt dan wel een standpunt in, uiteindelijk is het natuurlijk de universiteit zelf die beslist wat ermee gebeurt.