NIEUWS GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG
Geen extern meldpunt in decreet over grensoverschrijdend gedrag in hoger onderwijs
Een ontwerp tot decreet omtrent grensoverschrijdend gedrag in het hoger onderwijs is doorverwezen naar de plenaire vergadering van het Vlaams parlement. Een extern meldpunt is niet opgenomen in het decreet.
Bijna twee jaar na het losbarsten van het debat rond grensoverschrijdend gedrag in het hoger onderwijs, heeft de Vlaamse commissie voor Onderwijs nu een ontwerp tot decreet goedgekeurd dat de aanpak van grensoverschrijdend gedrag moet vormgeven.
Het decreet is in de praktijk wel al in werking, maar moet nog formeel gestemd worden door het Vlaams Parlement. Dan zal het retroactief van toepassing zijn sinds het begin van het academiejaar. Eerder was het immers al unaniem goedgekeurd door de commissie Onderwijs.
'Er wordt gekeken hoe er binnen dat meldpunt ook aan doelgroepmanagement gedaan kan worden richting studenten'
Julien De Wit, voorzitter Vlaamse Vereniging van Studenten
De hoger onderwijsinstellingen waren voordien zelf bevoegd voor het regelen van hun beleid tegen grensoverschrijdend gedrag, maar de Vlaamse regering creëert hier nu een juridisch kader voor. De verplichte inrichting van minstens één centraal meldpunt, het voorzien van vertrouwenspersonen en het bijhouden van een centraal register zijn de speerpunten van het decreet.
Geen extern meldpunt
De grote afwezige in het decreet is het inrichten van een extern meldpunt, specifiek voor hoger onderwijs. Dat was een vaak weerklinkende eis bij personeel en studenten. Ook minister Weyts verklaarde zich er aanvankelijk voorstander van.
De rectoren waren echter tegen. Finaal is het externe meldpunt er dus niet gekomen. Wel is er een Vlaanderenbreed meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag gekomen in de schoot van het pas opgerichte Vlaams mensenrechteninstituut. 'We zijn nog met minister Demir aan het kijken hoe er binnen dat meldpunt ook aan doelgroepmanagement gedaan kan worden richting studenten', reageert voorzitter van de Vlaamse Vereniging van Studenten Julien De Wit.
'Het centraal register moet een einde maken aan de veelgehoorde klacht "dat iedereen er van wist en niemand iets deed"'
Michaël Devoldere, woordvoerder Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts
De Wit uitte eerder nog in een interview met Veto de bezorgdheid dat het meldpunt voor te veel sectoren tegelijk zou gelden, en daardoor minder effectief zou zijn voor studenten. Ook op de bekendheid van het meldpunt moet nog extra worden ingezet. 'We vertrouwen erop dat de minister snel een communicatiecqmpagne op touw zet', zegt De Wit. Tot die tijd kunnen studenten wel al gebruik maken van het meldpunt om melding te maken.
Centraal register
Voor het overige springt vooral het inrichten van een centraal register van meldingen in het oog. Elke instelling zou zo'n register moeten bijhouden. Daarin zijn alle meldingen rond grensoverschrijdend gedrag op één plaats verzameld. Het doel daarvan is om een beter overzicht te krijgen van meldingen met gemeenschappelijke kenmerken, klinkt het.
Dat register zal dan raadpleegbaar zijn door de preventieadviseurs en vertrouwenspersonen van de instellingen. 'Het moet een einde maken aan de veelgehoorde klacht "dat iedereen er van wist en niemand iets deed"', reageert Michaël Devoldere, de woordvoerder van minister van Onderwijs Ben Weyts.
Meldingen moeten tot vijf jaar lang bewaard blijven. Die termijn wordt steeds aangepast aan de nieuwste melding. Slachtoffers kunnen daarbij ook altijd om anonimiteit vragen bij meldingen. Een dergelijk register bestaat al sinds 2016 aan de KU Leuven.
Het inrichten van vertrouwenspersonen en interne meldpunten is ook opgenomen in het decreet, al zijn dat zaken die in de meeste instellingen al het geval zijn. 'Die bestaande rollen krijgen nu juridische bescherming', duidt Devoldere.
'De vertrouwenspersonen binnen één instelling kunnen daarbij ook samenwerken onder het concept van "gedeeld beroepsgeheim"', vertelt Devoldere. Julien De Wit is positief over het decreet: 'We zijn tevreden met hoe het er nu uitziet en hebben bij het opstellen ervan ook onze stem kunnen laten horen in de mate van het mogelijke.'