longread> "Wat een rotjob"

Evaluatiereeks rectoraat (1): Onderwijsbeleid

Kwaliteitzorg, oriëntering, lerarenopleiding en future self. Het Onderwijsbeleid van Didier Pollefeyt is ambitieus en dynamisch, al klagen sommigen over werkdruk en toenemende centralisatie.

Volgend jaar verkiezen we opnieuw een rector. Maar hoe doet de huidige rectorale ploeg het? Tijd voor een grondige evaluatie. First up: Onderwijsbeleid.

Oriëntering en heroriëntering

Beter oriënteren en sneller opvolgen van studenten bij wie het fout loopt, was en is voor bijna alle faculteiten een prioriteit. Om hieraan tegemoet te komen, zijn vanuit Onderwijsbeleid van de KU Leuven de oriënteringsproef en het orïenteringsplatform LUCI en de 30 procent CSE-maatregel gelanceerd. Volgend jaar schrijft elke opleiding een profiel uit en komt er een nieuwe database met overstapmogelijkheden.

In tegenstelling tot de SIMON-test van de UGent, geeft de vrijblijvende LUCI-proef geen antwoord over de richting die je moet studeren, maar peilt het naast je motivatie en studiemethode naar je capaciteiten voor universitaire studies. “De proef heeft daarin een hoge graad van correctheid en is dus zeker een meerwaarde,” vindt Joris Gevaert, voorzitter van de Studentenraad KU Leuven (Stura).

Hoewel faculteiten de noodzaak van een betere oriëntering erkennen, is niet iedereen onverdeeld positief over de test. Niemand vindt de test slecht, maar of ze effectief bijdraagt tot een betere oriëntatie, is voor sommigen een vraagteken. Een stelling die volgens vicerector Pollefeyt weerlegd werd door het onderzoek van professor Lieve De Wachter, die de LUCI-test ontwikkelde. Bovendien moet oriëntering ook bevorderd worden door scherpere opleidingsprofielen (zie verder).

Naast de oriënteringsproef bestaat ook een oriënteringsplatform, waar faculteiten hun eigen aanvullingen op kunnen plaatsen. Ook de slaagcijfers per studierichting zijn hierin verwerkt. Goed, maar niet goed genoeg volgens Gevaert, die vindt dat de oriëntering al vroeger in het secundair aan bod moet komen. “We moeten naar een oriënteringstraject gaan waarbij leerlingen veel vroeger informatie krijgen over hun studiekeuze. Er is nog werk aan de winkel.”

De 30 procent CSE-regel stelt dat, als je voor minder dan 30 procent van je opgenomen studiepunten slaagt in je eerste jaar, je automatisch in die opleiding één jaar niet meer mag studeren. De regel is er gekomen nadat een studie uitwees dat bijzonder weinig studenten met een lagere studie-efficiëntie hun diploma behaalden.

Net zoals velen staat ook Philippe Muchez, vicedecaan Onderwijs van de faculteit Wetenschappen, achter de maatregel. “Met de regel hopen we dat studenten harder gaan studeren. Ten tweede moeten we studenten duidelijk maken wanneer de opleiding te moeilijk is.”

"Op vlak van oriëntering is onze aanpak beter dan die van andere universiteiten"

Joris Gevaert, voorzitter Stura KU Leuven

Ook de studenten staan achter de regel. “Onze aanpak is hierin beter dan andere universiteiten denk ik. Er is wel nood aan een bevraging om te controleren of er genoeg begeleiding is voor studenten die tekort schieten,” oordeelt Gevaert.

Onderwijsvisie

De onderwijsvisie van Pollefeyt is duidelijk. De dialoog rond onderwijs moet geherwaardeerd worden, mede door de organen zoals de Permanente Onderwijscommissies (POC’s) verder te activeren. Daarrond wordt een nieuwe nota opgesteld die het werk en het profiel van de programmadirecteur (verantwoordelijke per opleiding, red.) moet waarborgen. Een continue dialoog hierin moet zorgen voor grote gedragenheid onder de faculteiten.

Uit die dialoog kunnen centrale begrippen als future self, het basisconcept van de onderwijsvisie, verder omlijnd worden. De future self “gaat over wie men wenst of gelooft te kunnen worden of wie men juist helemaal niet wil worden,” volgens het beleidsplan. Het is nu aan elke opleiding om werk te maken van een opleidingspecifieke vertaling van die onderwijsvisie. Die moet dan per opleiding in een soort blauwdruk gegoten worden.

De meningen over de aanpak zijn verdeeld. De vele specifieke beleidspunten zorgen voor een grote dynamiek. "Men wil echt wel véél realiseren en daarom gaat het soms snel," vindt een vicedecaan.

Anderen gaan nog een stap verder. “Heel dat proces van die onderwijsvisie heeft iets kunstmatigs en mechanisch. Het doet mij soms denken aan de vroegere vijfjarenplannen van de USSR. Dat irriteert natuurlijk wel,” oordeelt Bart Maddens, vicedecaan Onderwijs van de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen, scherp.

"Het proces van de onderwijsvisie doet mij denken aan de vijfjarenplannen van de USSR"

Bart Maddens, vicedecaan Politieke en Sociale Wetenschappen

Vicerector Pollefeyt vindt dan weer dat er genoeg vrijheid is om facultaire accenten te leggen. “Uiteindelijk ben ik de eerste vicerector die geconfronteerd wordt met een instellingsreview van de KU Leuven als geheel (zie verder). Dat vergt een hele evenwichtsoefening tussen het schrijven van een gemeenschappelijk verhaal en het honoreren van de rijke diversiteit aan opleidingen en faculteiten."

Pollefeyt wil dat verhaal laten vorm krijgen "in de interactie tussen de primaire actoren (studenten, docenten en ondersteunend personeel, red.) binnen de opleiding zelf, tegen een te groot universitair of facultair centralisme in."

Het historische spanningsveld tussen de faculteiten en universiteit valt niet te ontkennen. Sommige faculteiten vinden dat ze de zaken al goed en efficiënt organiseren op facultair niveau. Dat zorgt soms voor stevige discussies.

Kwaliteitszorg

De kwaliteitszorg aan de KU Leuven is drastisch veranderd onder dit bestuur. Van externe panels met experts die elke opleiding om de acht jaar komen controleren (de zogeheten visitaties), is de KU Leuven overgeschakeld naar een eigen, intern systeem dat over de hele universiteit loopt: COBRA. De proefdoorloop is dit academiejaar afgerond.

COBRA probeert alle universitaire stakeholders aan het woord te laten. Dat wil zeggen dat studenten, docenten en ondersteunend personeel in gesprek gaan over de kwaliteit van het onderwijs. De resultaten van die dialogen worden dan teruggekoppeld en besproken op de verschillende beleidsniveaus.

Een succesverhaal volgens de deelnemers: 87 procent van studenten en docenten vindt COBRA een meerwaarde. Het COBRA-systeem legt de macht terug bij de primaire actoren, dus ook studenten. Die zijn bijzonder tevreden volgens voorzitter Joris Gevaert. “Wij zijn heel blij met de ontwikkeling. COBRA werkt heel goed, ik heb alle POC-verslagen nagelezen. Er is bijna altijd een actielijst opgesteld met concrete werkpunten. Ook POC’s die traditioneel niet werken, zijn nu geactiveerd. Als die werkpunten ook effectief uitgevoerd worden, gaat de kwaliteit enorm stijgen.”

De vicedecanen van de faculteiten zijn een stuk voorzichtiger. Het systeem kan slagen, maar moet zich eerst nog bewijzen. Het is volgens Greet Langie, vicedecaan Onderwijs van de faculteit Industriële Wetenschappen, wel nog even afwachten in welke mate COBRA een echte hefboom zal zijn om dingen aan te pakken.

Ook de werklast moet heel wat naar beneden. Vicedecaan Maddens is scherp: “Ik heb vorig jaar nooit begrepen waarom men de doorloop van COBRA echt elk jaar wou organiseren. Er was veel tegenwind uit faculteiten. Een klein kind kon toen zien dat dat niet werkbaar was.”

De onderwijsraad moet COBRA 2.0 nog goedkeuren. Maar in het voorstel dat op tafel ligt, worden de werklast en andere bezwaren aangepakt. “Ik heb goede hoop dat COBRA 2.0 de goede weg opgaat,” aldus Muchez. Ook Maddens erkent de vooruitgang. “Goed dat men nu lessen trekt uit de problemen die zijn opgedoken bij de proefdoorloop.”

Vicerector Pollefeyt erkent de werkpunten en wijst op productieve gesprekken die ondertussen met alle faculteiten gevoerd zijn. “Door clustering, aanpassing van de doorloopcyclus en meer vrijheidsgraden in te bouwen bij de vragen, moet COBRA 2.0 tegemoet komen aan de belangrijkste opmerkingen rond inhoud, werkdruk en organiseerbaarheid.”

Eind dit jaar komt er bovendien een instellingsreview. Dat is een volledige doorlichting van de universiteit en zal voortbouwen op de conclusies die uit COBRA getrokken zijn. De kritische zelfreflectie is daarbij een centrale tekst en wordt nu besproken door de verschillende groepen. Stura-voorzitter Gevaert merkt alvast op dat de tekst nog kan verbeteren: “Zoals dat met elke kritische zelfreflectie gaat, is de tekst nog niet kritisch genoeg. Maar er wordt geluisterd naar onze feedback.”

“Je voelt dat de universiteit schrik heeft van de instellingsreview"

Bart Maddens, vicedecaan onderwijs Politieke en Sociale Wetenschappen

Anderen zijn er minder gerust in. Verschillende vicedecanen uiten hun bezorgdheid. “Je voelt dat de universiteit schrik heeft van de instellingsreview. Daar zitten ze gewrongen, dat is duidelijk,” vindt Maddens.

Vicerector Pollefeyt gaat niet akkoord. “De Instellingsreview is voor alle instellingen van hoger onderwijs een nieuwe ervaring en is dus wel spannend. De K Leuven is zich zeer goed aan het voorbereiden. De stuurgroep wordt trouwens deskundig voorgezeten door een van de vicedecanen.”

“Bovendien we zien het gesprek met de commissie met vertrouwen tegemoet. De KU Leuven kan een bijzonder sterk onderwijsdossier voorleggen. De NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie, bevoegd voor de kwaliteitswaarborg in het hoger onderwijs, red.) hanteert een waarderende aanpak die trouwens door de KU Leuven zelf naar voren is geschoven,” gaat Pollefeyt verder.

Jan Eggermont, vicedecaan Onderwijs van de faculteit Geneeskunde onderstreept het belang van de instellingsreview. “Natuurlijk moet dat een succesverhaal zijn. De universiteit kan zich geen slechte instellingsreview veroorloven. Dat is een delicate situatie.”

Onderwijsvernieuwingen

Onderwijsvernieuwing is een hip thema dezer dagen. Stura koos het als hoofdthema voor hun congres. Logisch, want er kan en moet nog heel veel gedaan worden. Digitalisering, herindeling van het academiejaar, regeling van de herexamens, levenslang leren… De voorbeelden zijn eindeloos, de resultaten gemengd. Waar het ene op een lege doos blijkt, wordt er met spoed verder gewerkt aan een andere.

Onontbeerlijk in het vernieuwingsverhaal is de digitalisering. De oprichting van de gratis toegankelijke Massive Open Online Courses (MOOCs) trekt alvast veel kijkers. Ook is het Leuvens Instituut voor Media en Leren (LIMEL) hervormd. Nu krijgen alle faculteiten een standaard bedrag voor onderwijsvideo’s en dergelijke. Ook Toledo heeft een nieuwe front-end gekregen waarover de studenten positief zijn.

Naar volgend jaar toe wil de vicerector een stuurgroep onderwijstechnologie oprichten die de expertise aan de KU Leuven moet bundelen om de digitalisering verder te zetten. Volgens Gevaert is het een mooi begin, maar moet er “meer budget naar ICTS zodat digitalisering verder kan worden gestimuleerd.”

Met de herindeling van het academiejaar daarentegen is het slechter gesteld. “Een spookdossier dat elk jaar zal terugkomen. Als studenten willen wij altijd meedenken, maar er is nog niets gerealiseerd,” vertelt Gevaert.

Er is ook dit jaar een nieuwe werkgroep, maar het project is ondertussen alweer op de lange baan geschoven.

Vicerector Pollefeyt, zelf een voorstander voor een herindeling, vindt de huidige situatie “pedagogisch niet optimaal.” Toch moet een verandering als dit zeer breed gedragen worden en dat draagvlakt blijkt er niet te zijn. “Je kan zo'n evoluties ook niet forceren,” aldus Pollefeyt.

Lerarenopleiding

De Specifieke Lerarenopleiding (SLO), waarbij studenten met een masterdiploma een leerkrachtdiploma kunnen behalen voor hun specifieke richting, staat onder druk. Studenten kunnen aan verschillende Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO) een diploma behalen dat hen dezelfde rechten geeft als een SLO-diploma.

Omdat opleidingen aan het CVO gemakkelijker zijn, schrijven er zich steeds minder studenten in voor een SLO-opleiding en daalt de kwaliteit.

Enkele weken geleden is er een conceptnota - die sterk geïnspireerd is op een nota van de dienst Onderwijsbeleid - goedgekeurd door de Vlaamse regering. CVO’s kunnen daarin niet meer apart lerarenopleidingen voor masterstudenten organiseren zonder samenwerking met universiteiten. Bovendien zijn de educatieve masters ook goedgekeurd.

Herindeling academiejaar is alweer op de lange baan geschoven

De reacties op die ontwikkelingen zijn unaniem positief. Een vicedeaan spreekt van een “verrassende vooruitgang.” De verwachting is dat er op korte termijn veel zal veranderen en dat is een goede zaak.

“We mogen met de onderwijsploeg trots zijn op deze ontwikkeling,” geeft Pollefeyt zijn team en het Academisch Vormingcentrum voor Leraren een schouderklopje.

Conclusie

Didier Pollefeyt is een vicerector die om kwart voor zes al present tekent op zijn bureau en ook zaterdag fulltime bezig is met Onderwijsbeleid. Hij is een gedreven en heldere communicator die beschikt over een grote dossierkennis. Volgens verschillende vicedecanen staat de vicerector altijd open voor vraag en gesprek. “Alle respect en waardering daarvoor,” vindt Eggermont.

Een ambitieus beleidsplan brengt bovendien een grote dynamiek met zich mee. “Goed dat er nu een visie is die ook beter wordt opgevolgd. Men zit sterk achter onze veren,” bevestigt Maddens.

Toch heeft de veelheid van dossiers een keerzijde volgens sommigen. Het papierwerk dat al de dossiers met zich meebrengt, wordt niet altijd op prijs gesteld. “We moeten investeren in onderwijs, niet in papier over onderwijs. De klemtoon verschuift nu soms te veel naar meta-activiteiten,” oordeelt Maddens.

Vicerector Pollefeyt is het hier mee roerend oneens. “De opleidingsvistaties zijn geschorst tot 2020 en de zelfevaluatierapporten worden vervangen door een instellingsreview die centraal voorbereid wordt op 50 bladzijden. Meer papierwerk is er dus niet echt. De 50 operationele onderwijdoelen zijn bovendien allesbehalve abstract, maar raken zowat alle aspecten van het concrete onderwijsgebeuren.” Bovendien wijst Pollefeyt op de extra middelen die faculteiten gekregen hebben voor de nieuwe initiatieven zoals de facultaire redactie van de onderwijsvisie of voor COBRA.

U merkt het, de spanning tussen faculteiten en het centrale beleid flakkert regelmatig op. De eersten willen hun eigenheid maximaliseren en houden vast aan een zo gedecentraliseerd mogelijk beleid. Dat strookt soms niet met de realiteit van een aankomende instellingsreview die wel enige systematiek vereist.

Er is voor alle partijen nog veel werk aan de winkel. Nog te veel lege dozen en een jarenlange traditie waarin onderwijs tweede viool heeft moeten spelen, is nog niet volledig rechtgezet. Toch gaat het de juiste richting uit. Dat niet iedereen tevreden is, moet duidelijk zijn. Te snel, te traag, te stug, te snel plooien, te weinig input, te veel input…

Om het met een anonieme beschouwer te stellen: “Een centraal onderwijsbeleid uitwerken voor een universiteit en rector die prat gaan op decentraliteit: wat een rotjob.”

En toch. Met een vicerector wiens doctoraat handelt over ethiek na Auschwitz en die om de haverklap het woord subsidiariteit in de mond neemt, hoeven faculteiten zich vooralsnog geen al te grote zorgen te maken over aanvallen op hun eigenheid.

Powered by Labrador CMS