interview> Dubbelinterview met Kris Willem en Bert Lauwers
"De faculteit Industrieel Ingenieur een eenheidsworst? Absolute nonsens"
De faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen doorzwemt woelige waters. Huidig decaan Kris Willems en decaan-elect Bert Lauwers blikken terug en vooruit op uitdagingen en verwezenlijkingen.
In 2011 werd Kris Willems decaan van de kersverse faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen. In 2013 werd de faculteit officieel onderdeel van de KU Leuven in het kader van de academisering van de opleiding Industrieel Ingenieur. De nieuwe faculteit stond voor een immense opgave: het verenigen van zeven verschillende campussen in één faculteit.
Drie jaar later volgt Bert Lauwers, van opleiding burgerlijk ingenieur, Willems op als decaan. Beide heren blikken terug op het Titanenwerk genaamd integratie en overschouwen de toekomst van de faculteit.
Jullie zijn verspreid over heel wat campussen. Is er al een centraal faculteitsgevoel na drie jaar?
Kris Willems: “We hebben hard gewerkt aan een centrale organisatie. Intreden in de KU Leuven vroeg veel meer professionaliteit dan wat men op de hogescholen soms gewoon was.”
Bert Lauwers: “We willen sowieso werken om een faculteit in zijn geheel te zijn, of die campussen nu ver van elkaar liggen of niet. Wehebben reeds grote stappen gezet, denk maar aan de werking van de facultairePOC’s. Maar het kan volgens mij nog méér. Af en toe is er nog te veel hetcampusdenken”.
Willems: “Neem nu bijvoorbeeld het faculteitsbestuur. Wij hebben er altijd voor moeten zorgen dat er in elk orgaan de campussen op de één of andere manier waren vertegenwoordigd. Ik heb ooit eens de opmerking gekregen van boven mij: "Een faculteitsbestuur van dertig mensen, dat gaat niet werken." Ik heb toen altijd gezegd: laat ons nu gewoon de democratie spelen. De aanwezigheid van de campussen was toen veel belangrijker.”
“We mogen niet vergeten dat de hele integratie ook Leuven veranderd heeft"
Kris Willems, decaan Industriële Ingenieurswetenschappen
“En eerlijk gezegd, in het begin van het faculteitsbestuur klaagde men ook altijd: “die vergaderingen duren te lang.” Dat was enerzijds natuurlijk wel waar, het duurde lang. Maar je moet het debat toelaten! Nu gaat alles veel gedisciplineerder, terwijl we nog altijd met die dertig mensen werken. Voor mijn part moet dat niet veranderen, maar dat is aan mijn opvolger natuurlijk.”
Akkoord met die houding, professor Lauwers?
Lauwers: “Ja, we hebben een grootbestuur en het werkt. En aan een gedragenheid vanuit de campussen wil ik nogmeer belang hechten door de campusvoorzitters nog meer in het facultaire beleidte betrekken.”
Zeven campussen
Het zijn er veel natuurlijk: nieuwe hogescholen verspreid over zeven campussen.
Willems: “Jullie noemen dat soms hogescholen, dat choqueert mij wel.” (lacht)
Veel studenten op de campussen noemen het ook nog steeds hogescholen.
Willems: “Dat is het probleem van de perceptie en dat is niet altijd gemakkelijk.”
Lauwers: “Dat neemt tijd.”
Willems: “Kijk, toen ik begonnen ben, zei men: "uw opdracht is eenheid in verscheidenheid bestendigen". Mijn antwoord daarop is altijd: "verscheidenheid is een gegeven dat we hebben geërfd en de eenheid moesten we creëren." Dan is de vraag: hoe ver gaat dat?”
“Ik hoorde dan het verwijt dat de faculteit er een eenheidsworst van aan het maken is. Dat is absolute nonsens. De eigenheid van campussen en regionale inbedding kun je niet veranderen. Je kunt een zekere bestuurlijke methodiek harmoniseren en je moet collegiaal beslissingen nemen. Maar diversiteit is niet weg te nemen.”
Lauwers: “Inderdaad. Een campus in Geel is geen campus in Oostende of Brugge. Het profielbehoud en de manier waarop we onderwijsprocessen runnen zal natuurlijk wel geharmoniseerd worden.”
Willems: “Niet vergeten dat de hele integratie ook Leuven veranderd heeft, hé. Die multicampussen is een totaal nieuw concept. Het vraagt gewoon allemaal tijd. Dat gaat om 10, 15 jaar integratie en duurt generaties.”
“In een transitiefase moet je ruimte laten voor de dynamiek en niet per se voor het resultaat. Soms krijg je dan veel minder resultaat dan wat je initieel op papier had gezet, maar de interactie is er wel. Het is pas na die incubatieperiode dat je kunt zeggen: nu moet dit en deze dynamiek resultaat opleveren. Het verschil tussen mijn mandaat en Bert zijn mandaat is: ik zat veel meer in het ijle.” (Lauwers fronst wenkbrauwen)
“Ja, Bert, er was niets! Jij zal veel meer moeten zeggen: de dynamiek die we op gang hebben gebracht, wat levert die nu op? Dat is toch correct? Het positieve is nu: de dynamiek is er en de sfeer is collegiaal. Dat leidt nu al tot bepaalde resultaten. Hopelijk kan hij twee mandaten doen. Omdat het nodig is om continuïteit door te voeren.”
Baart de continue leidersverandering op facultair, universitair of overheidsniveau jullie zorgen?
Lauwers: “Ik denk dat je om iets te bewerkstelligen jaren nodig hebt. Voor mij is het duidelijk dat de integratie echt loopt van 2013 tot 2023. Als je nu zegt dat we drie jaar bezig zijn, dan heb je wel nog wat jaren respijt.”
Willems: “We zijn volop bezig met een horizon uit te tekenen waar we moeten geraken. Daar is ook over de campussen heen stilaan consensus over. Daar geraken is mijn bezorgdheid. Dat lukt hé, maar het blijft een uitdaging.”
“Er zitten een aantal mechanismen die de KU Leuven traditioneel wat gaan uitdagen. Ze verandert, maar ze zal nog kreunen, denk ik soms. (lacht) Dat is strik persoonlijk natuurlijk. Je hebt waarschijnlijk wel een hoop meer optimisten dan ik.”
Bent u dan pessimistisch?
Willems: “Nee, ik weet dat Leuven die veranderingscapaciteit heeft. Maar: trager dan we dachten, zoals vicerector Gielen ook zegt.”
Professor Lauwers, ziet u de toekomst rooskleurig in?
Lauwers: "Absoluut. Anders was ik er nooit voor gegaan." (lacht)
Profilering
Misschien nog een andere vraag over studentenaantallen...
(Willems lacht en schudt hoofd heen en weer)
U lacht. Dat is toch tekenend?
Willems: "Je moet je niet ongerust maken over aantallen, je moet je ongerust maken over kwaliteit. In mijn carrière heb ik de studentenaantallen in de verschillende afdelingen chemie gezien. Dat is een jojo. Dat is het antwoord.”
Van alle ingenieursopleidingen is industrieel ingenieur wel de enige die gedaald is wat betreft inschrijvingsaantallen. Is er dan geen reden tot bezorgdheid?
Willems: “Naar mijn gevoel lijkt het zo te zijn en dat is de consensus tussen alle universiteiten, dat we vooral iets moeten doen aan de herbronning van het profiel industrieel ingenieur.”
Lauwers: “Het werkveld en de industrie heeft daar zeker ook een rol in te spelen.”
Willems: “Het engineering by doing. Maar eerlijk gezegd: het werkveld weet zelf ook niet helemaal goed wat ze wil met het profiel. Ze vinden allemaal dat het profiel niet mag vervagen. Als je echter inhoudelijk vraagt naar wat het profiel inhoudt, dan zeggen velen dat ze het ook niet zo goed weten.”
Lauwers: “Het is wel duidelijk dat de industrie beide profielen, industrieel en burgerlijk ingenieur, wil blijven behouden.”
"Zoals Kris altijd zegt: ingenieur zijn, is een continuüm”
Bert Lauwers, decaan-elect Industriële Ingenieursswetenschappen
Is het inzetten op vaardigheden iets waar jullie willen op blijven inzetten?
Lauwers: "Het is uiteindelijk een vaardigheid om oplossingen neer te zetten. Dat is fundamenteel. De industrie wil dat een industrieel ingenieur een proces doet draaien. Wat je verwacht van een II is dat de dingen werken. Anderzijds: het heel hard scherp willen trekken van dat profiel is niet gemakkelijk. Zoals Kris altijd zegt: ingenieur zijn is een continuüm.”
Willems: "Het overlapt, inderdaad. De industrieel ingenieur is iemand die verschillende processen moet kunnen coördineren met één stuwende kracht: op het einde moeten de klanten tevreden zijn. Een Burgerlijk Ingenieur kan innovatief en conceptueel vernieuwing binnen brengen, maar de Industrieel Ingenieur moet het doen draaien. Een professionele bachelor is dan weer een deeleigenaar, iemand die heel goed om kan met een deeltraject."
Hoe wordt dat nu vertaald binnen de opleiding?
Willems: “Het is een uitdaging om hierop een antwoord te bieden.”
Lauwers: "Ik denk dat het belangrijk is dat dergelijke eigenschappen in de opleiding meer zichtbaar zijn. Zelf in een eerste jaar."
Willems: "De structuur moet veranderen maar dat moet worden gekoppeld aan aantrekkelijkheid. Ik kan een heel discours voeren over de positie van de ingenieur in het continuüm, maar studenten snappen dat discours niet hé.”
Willems: “De vraag is: hoe vertaal ik dat debat in iets aantrekkelijks? Niet alleen als boodschap, maar ook als inhoud. Ik kan pure marketing doen en mensen aantrekken die dan ontgoocheld zijn. Het is pas het moment dat je een goede communicatie voert met de juiste inhoud, dat je echt goed bezig bent. Dat zijn uitdagingen voor Bert in de toekomst.”