ANALYSE COMMISSIE HOGER ONDERWIJS
De achterkamer van het Vlaamse onderwijsbeleid
De Commissie Hoger Onderwijs adviseert de Vlaamse overheid – vaak met succes – over de oprichting van nieuwe opleidingen. Universiteiten en hogescholen zetten vraagtekens bij de raad, haar samenstelling en haar oordeel.
Enkele weken geleden ontstond een hetze omtrent de afkeuring van een reeks Engelstalige richtingen waarvoor geen volwaardige Nederlandstalige alternatieven meer zouden bestaan. Ook vorig jaar werden vijf anderstalige opleidingen geweigerd. De laatste weigering was voor de Vlaamse universiteiten de spreekwoordelijke druppel: de rationalisering van het onderwijs wordt volgens hen afgeremd om ideologische redenen.
Aan de oorsprong van die beslissingen stond de Commissie Hoger Onderwijs (CHO). Dat is een bijzondere commissie die advies geeft over nieuwe richtingen aan de Vlaamse regering. Volgens doctoraatsstudent onderwijsrecht Dylan Couck (UGent) kan je je bij die beslissingen, zeker vanuit juridisch perspectief, vragen stellen.
Desondanks kreeg vooral minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) de bagger van de Vlaamse rectoren over zich heen. Onderhuids leeft er heel wat onvrede over die adviesraad, haar werking en haar samenstelling. Naar de buitenwereld toe blijft het vooralsnog oorverdovend stil.
Een zoveelste, onnodige schakel?
De commissie is verantwoordelijk voor het goedkeuren van de opleidingen die hogeronderwijsinstellingen willen aanbieden. Daarnaast bekijken ze ook hoe deze opleidingen kunnen worden vormgegeven. Dat doen ze in de vorm van adviezen aan de Vlaamse regering. Maar via die adviezen kan ze, zeker onrechtstreeks, invloed hebben op de autonomie van universiteiten en hogescholen. 'Studenten voelen die invloed in de keuzes die ze kunnen kiezen', beaamt Couck.
'Als alles helder is, is een bijkomende stap misschien wel onnodig'
Tine Baelmans, Vicerector Onderwijsbeleid
Tine Baelmans, vicerector Onderwijsbeleid aan de KU Leuven, stelt de noodzaak van zo'n adviserende commissie voor elk dossier in vraag: 'Het is een zoveelste stap in de aanvraagprocedure.' Volgens haar moet de controle door een extra commissie kunnen herbekeken worden: 'Als alles helder is, is zo'n bijkomende stap misschien wel overbodig en kan de decretale toetsing aan de regeringscommissarissen worden overgelaten.'
Julien De Wit, voorzitter van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS), is dan weer meer voorstander van het bestaan van zo'n commissie. Volgens hem zit het concept van de commissie goed. 'Bovendien is het een plek waar we als studentenvertegenwoordigers rechtstreeks met beleidsmakers kunnen samenzitten', vervolgt hij. Hij is dus overwegend positief, al geeft hij toe dat de resultaten soms achterblijven.
In stilzwijgen gehuld
Opvallend is dat weinig respondenten in het onderwijsveld hun medewerking wensten te verlenen aan de totstandkoming van dit artikel. Hooggeplaatste onderwijsactoren wisten ofwel niets van de CHO, of waren bang lopende procedures in gevaar te brengen: de omerta was opvallend.
Ook de commissie zelf wenste niet te reageren na herhaaldelijk verzoek bij verschillende leden en de woordvoerder. Volgens Weyts is het niet vreemd dat een adviesorgaan terughoudend is om zich in politiek vaarwater te begeven. 'Het is aan ons, degene die de beslissingen nemen, om die toe te lichten en te verdedigen', verduidelijkt hij.
De leden worden benoemd door de Vlaamse regering en hebben dus willens nillens een politieke stempel
De Wit treedt Weyts erin bij dat de Commissie een goede zaak is. 'Het is nuttig dat een groep experten de tijd neemt om die dossiers grondig te bestuderen en op basis daarvan advies te geven aan de Vlaamse regering', duidt Weyts. Ook Couck vindt het verdedigbaar dat er extern advies wordt ingewonnen.
Politiek benoemde onafhankelijken
De aanstelling van de adviesraad lijkt meer ruimte te laten voor debat. De leden worden namelijk benoemd door de Vlaamse regering en hebben dus willens nillens een politieke stempel. Sommigen, zoals consultant Noël Slangen, hebben in het verleden zelf de lijst van één van de coalitiepartijen gesierd. De aanstelling door de Vlaamse regering werd vastgelegd in de Codex Hoger Onderwijs.
Op haar website benoemt de commissie haar leden wel als 'onafhankelijke deskundigen uit het hoger onderwijs en hoger beroepsonderwijs'. In de realiteit vereist lidmaatschap echter geen achtergrond in het onderwijs of rond onderwijsbeleid. Zo is voorzitter Margot Cloet wel pedagoog van opleiding, maar nu werkzaam als bestuurder bij Zorgnet-Icuro. Ze heeft een verleden op kabinetten van CD&V-ministers, maar nooit bij de minister van Onderwijs.
Maar ook hier wenst niemand zich openlijk aan enige vorm van kritiek te wagen. Weyts verdedigt de samenstelling met de stelling dat iedereen belang heeft bij een goed hoger onderwijs. 'De hele samenleving is rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken bij het opleidingsaanbod van het hoger onderwijs', verduidelijkt hij.
Met de huidige samenstelling probeert Weyts expertise vanuit het werkveld en de maatschappij binnen te brengen in het onderwijsbeleid. Volgens Couck en De Wit kan die instelling zowel positief als negatief uitpakken.
Genoeg kennis van zaken?
De CHO moet advies geven over uiteenlopende opleidingen, gaande van Geneeskunde tot Rechten. De expertise van haar leden zou moeten toelaten over die grote verscheidenheid aan dossiers uitspraken te doen, maar daarover bestaat volgens Couck twijfel. Baelmans vraagt zich anderzijds af of de verschillende perspectieven op maatschappelijke noden wel genoeg met elkaar afgetoetst worden. 'Mogelijk ontbreken er enkele cruciale perspectieven', besluit Couck.
'Zuiver juridisch zijn sommige aanbevelingen in vraag te stellen'
Dylan Couck, doctoraatsstudent onderwijsrecht
'Voor de beoordeling van de macrodoelmatigheid (zie kader) is het goed dat er experts met verschillende achtergronden - niet enkel onderwijsexperts - zetelen in de commissie', stelt Couck. De Wit nuanceert: 'Bovendien kunnen ze zich specialiseren in de materie: sommigen zijn heel goed op de hoogte.'
Ook Baelmans valt hen bij: 'We leven in een rechtstaat en kunnen altijd in beroep gaan tegen beslissingen van de regering, die gebaseerd zijn op het oordeel van de commissie.' De CHO is in haar aanbevelingen steeds gebonden door de decretale bepalingen en voert in die zin een onafhankelijke toets uit. 'Dit proces louter in handen leggen van de Commissie voor Onderwijs zou de toetsing en het vormgeven van het decretaal kader door elkaar laten lopen', stelt Baelmans. De adviezen van de CHO berusten volgens haar op 'heldere decreten'.
Een juridische twistappel
Couck maakt zich zorgen over de affiniteit van de adviesraad met onderwijsrechtelijke principes en meent dit te merken in sommige adviezen: 'Zuiver juridisch zijn sommige aanbevelingen in vraag te stellen.'
'Er wordt soms aan cherry picking gedaan'
Julien De Wit, Voorzitter VVS
Daarbovenop boet de commissie in aan continuïteit bij elke wissel van de macht, met alle gevolgen van dien voor universiteiten en hogescholen. Dossiers, zoals de aanvraag van een nieuwe opleiding, vergen voorbereiding van de hoger onderwijsinstellingen. Momenteel kan er volgens Couck onvoldoende op vertrouwd worden dat de commissie bij haar beslissingen een bepaalde gedragslijn aanhoudt die voldoende voorspelbaarheid biedt.
Omdat er politieke belangen spelen, verliezen uitspraken van expertorganisaties af en toe hun contextualisering, aldus De Wit: 'Er wordt soms aan cherry picking gedaan.' De Wit bevestigt dat niet alleen VVS ten prooi valt, maar ook samenwerkingsverbanden tussen de hoger onderwijsinstellingen, zoals de Vlaamse Interuniversitaire Raad (Vlir) en de Vlaamse Hogescholenraad (Vhlora).