ANALYSE RANKINGS

Belgische universi­teiten gebuisd voor onderwijs

KU Leuven stijgt twee plaatsen op de nieuwste Times Higher Education ranking en blijft zo de best geplaatste Belgische universiteit op die ranking. Het is de enige rangschikking die ook de onderwijskwaliteit meeneemt in de berekening, maar de manier waarop, stuit op kritiek.

Gepubliceerd

De KU Leuven klom in de recentste rangschikking van Times Higher Education van de 45e naar de 43e plaats. Ook de tweede Belgische instelling op de lijst – de UGent – steeg, van de 115e naar de 112e plaats. Opvallend, want over het algemeen doen Europese instellingen het steeds slechter op de ranglijst. 

'Op het eerste zicht lijkt de ranking heel transparant', zegt Pieter Ballon, vicerector onderzoeksbeleid van de VUB. 'Op een macroniveau heb je wel zicht op wat er getoetst wordt. Maar hoe de deelscores precies worden bepaald en gewogen, daar is geen duidelijkheid over.'

Times Higher Education meet verschillende domeinen, om zo tot een algemene score te komen. Op basis daarvan worden de universiteiten gerangschikt. Zo worden instellingen geëvalueerd op vlak van onderwijskwaliteit, onderzoeksomgeving en -kwaliteit, relatie met de bedrijfswereld en hun focus op internationalisering.

Slechte studenten

Het valt op dat onderwijs daarbij steevast het domein is waar Belgische universiteiten het slechts op scoren in de Times Higher Education ranking. De KU Leuven is met een magere 59,5 zelfs de enige Belgische instelling die een voldoende behaalt voor dat onderdeel, al ligt die score nog ver van haar algemene resultaat van 77.

Reden daarvoor is dat de student-staff ratio – het aantal studenten per docent – een belangrijke parameter is bij de berekening van de score voor onderwijskwaliteit. De redenering is dat het voordelig is om minder studenten per docent te hebben, omdat de leeromgeving dan persoonlijker ingericht kan worden. 

Vlaanderen is wat dat betreft een van de slechtste leerlingen van de klas onder de Europese landen die lid zijn van de OESO, een economisch samenwerkingsverband. 'We doen het veel slechter dan de landen waar we ons graag mee vergelijken', zegt onderwijsexpert Dirk Van Damme.

'Er is weinig onderzoek dat de veronderstelling ondersteunt dat grote aantallen studenten per docent nefast zouden zijn voor de leerresultaten'

Dirk Van Damme, onderwijsexpert

Zo zijn er in Vlaanderen gemiddeld negentien voltijdse studenten per voltijds lid van het onderwijzend academisch personeel, blijkt uit cijfers van de OESO uit 2018. Die verhouding groeide de laatste jaren nog verder scheef door de onderfinanciering van het hoger onderwijs. 

'De hoge student-staff ratio zorgt voor een hoge werkdruk en overbelasting van de staf', zegt ook Van Damme. 'Toch is ze geen goede indicator voor de onderwijskwaliteit. Er is weinig onderzoek dat de veronderstelling ondersteunt dat grote aantallen studenten per docent nefast zouden zijn voor de leerresultaten.'

De gevolgen ervan zouden voor elke student verschillend zijn. Sommigen zijn gebaat bij werkvormen die beter werken in kleinere groepen, bij anderen is het dan weer andersom. 'Al is het wel zo dat voor studenten die wat meer ondersteuning nodig hebben, meer interactieve vormen in kleine klasgroepen beter zijn', zegt Van Damme.

Grote universiteiten bevoordeeld

De student-staff ratio wordt dus onnauwkeurig als proxy gebruikt om de onderwijskwaliteit te meten. 'Het is heel moeilijk om een goede indicator te vinden voor onderwijskwaliteit', zegt Van Damme. 'Ik heb enkele jaren geleden nog gepleit voor een soort PISA-test (gestandaardiseerde testen over alle OESO-landen in het leerplichtonderwijs, red.) voor hoger onderwijs, maar dat idee werd toen door de instellingen afgeschoten.'

Het is een terugkerend probleem van de rankings, waaronder Times Higher Education: om op alle domeinen een score toe te kennen moeten er voldoende kwalitatief goede data aanwezig zijn om de instellingen daarop te toetsen, en dat is vaak niet het geval. 'Er worden verschillende indicatoren samengenomen die indirect wel iets te maken hebben met het domein dat getoetst wordt. Maar een eerstejaarsstudent statistiek zou gebuisd worden voor de manier waarop dat samen gegooid wordt tot een algemene score die zogenaamd objectief kwaliteit zou uitdrukken', zegt Ballon.

'Indirect is reputatie wel een afgeleide van de kwaliteit van een instelling. Maar toch niet in die mate dat dat leidend kan zijn bij de eindafrekening'

Pieter Ballon, vicerector onderzoeksbeleid (VUB)

Bovendien ziet Ballon nog een ander probleem: 'Veel van de gemeten parameters bevoordelen grotere universiteiten. Zo zal een universiteit met een hoge output aan academische artikelen in toonaangevende tijdschriften een hogere score halen op vlak van onderzoekskwaliteit. Het is logisch dat die productie hoger zal zijn bij een grote instelling.'

Ook de reputatie van een instelling weegt volgens Ballon te zwaar door bij de eindbeoordeling. Maar liefst 33 procent van de algemene score wordt erdoor bepaald. ' Indirect kan reputatie best een afgeleide zijn van de kwaliteit van een instelling', zegt Ballon. 'Maar toch niet in die mate dat dat leidend kan zijn bij de eindafrekening. En opnieuw zullen grote instellingen natuurlijk bekender zijn dan kleine.'

Experimentele ranking

De VUB nam daarom de proef op de som en kwam met een eigen, experimentele ranking. 'We vertrekken daarbij van twee objectieve parameters voor onderzoeksoutput', zegt Ballon. Ze meet de positie van de universiteit in de CWTS Leiden Ranking, die kijkt naar het aantal publicaties en citaties van een instelling, en naar de toegekende beurzen binnen Horizon Europe en Horizon 2020, de twee onderzoeksprogramma's van de Europese Commissie.

In de 'ranking' van de VUB worden universiteiten gewogen binnen hun 'gewichtsklasse'. Zo worden ze vergeleken met instellingen die tot 25 procent groter zijn wat studentenaantallen en personeel betreft. 'Wanneer we dat doen zien we dat alle Vlaamse universiteiten binnen hun grootte zeer goed scoren', zegt Ballon.

De KU Leuven behaalt er de vijfde plaats binnen haar eigen gewichtsklasse wat publicaties betreft en zelfs de eerste en derde plaats voor de twee beursprogramma's van de Europese Commissie. De VUB zelf behaalt de veertiende plaats voor publicaties en de tweede en zesde plaats wat Europese beurzen betreft. Ook blijft Gent goed scoren met een vierde plaats voor publicaties en respectievelijk een vierde en zevende plaats voor Europese beurzen.  

'We zien dat al onze universiteiten het daarin zeer goed doen. De kleinere doen het relatief gezien even goed als de grote universiteiten, en soms zelfs nog iets beter', zegt Ballon.

Bedrijfsgericht

De Belgische universiteiten scoren bovendien in de Times Higher Education ranking zeer goed op vlak van bedrijfsgerichtheid. De KU Leuven behaalt op dat vlak zelfs een perfecte 100-score. 'Dit resultaat weerspiegelt de sterke samenwerkingen van de universiteit met de industrie en haar leiderschap in kennisoverdracht en innovatie', liet de universiteit weten in een persbericht.

'Dat Belgische instellingen goed scoren op dat domein is logisch', zegt Ballon. 'Het beleid stimuleert erg veel toegepast onderzoek. Een goede vuistregel zou zijn dat voor elke euro die naar toegepast onderzoek gaat er ook een euro gaat naar fundamenteel onderzoek (zonder een directe praktische toepassing, red.). In de werkelijkheid zitten we daar echter ver van.'

Powered by Labrador CMS