artikel> 'Men kan van veel zeggen, maar niét dat internationaal beleid is ingedommeld'
Internationaal beleid KU Leuven onder druk
Het internationaal beleid ligt wat in het slop. Er lijkt centraal weinig te gebeuren en de ambitie lijkt beperkt. Rector Rik Torfs spreekt dat resoluut tegen.
De internationalisering van de KU Leuven is hot deze rectorverkiezingen, zowel op vlak van samenwerkingen met universiteiten als ontwikkelingssamenwerking. Luc Sels vindt dat het stukken beter kan, Rik Torfs vindt het beleid goed én ambitieus. Kan de KU Leuven het beter doen?
Meerdere bronnen bevestigen alvast aan Veto dat er erg weinig nota’s van het Internationale Beleid de Academische Raad passeren. De Academische Raad is het belangrijkste centrale orgaan waar alle geledingen samenkomen en waar beleidsbeslissingen bekrachtigd worden. Dat illustreert dat er weinig centraal lijkt te bewegen.
Huidig rector Torfs is het daar niet mee eens. Hij schrijft in zijn programma: ‘Men kan van het internationaal beleid van de KU Leuven heel wat zeggen, maar niét dat het ingedommeld is.’
Waar zijn de topuniversiteiten?
De decaan van de faculteit Wetenschappen, Peter Lievens, vindt dat de focus van de samenwerkingsakkoorden verkeerd ligt. ‘Toch als ik vergelijk met de ambities van onze onderzoekers, die met collega’s van internationaal vooraanstaande universiteiten samenwerken en aan die topinstellingen studieverblijven en sabbaticals doorbrengen. Dan is het spijtig dat we niet inzetten op universiteitsbrede preferentiële akkoorden met LERU-universiteiten (League of European Research Universities, red.) of de beste universiteiten van de VS of de BRICS-landen. Niet dat we geen heil zien in akkoorden met Stellenbosch of Cardiff, maar het mag iets meer zijn’, aldus Lievens.
'Niet dat we geen heil zien in akkoorden met Stellenbosch of Cardiff, maar het mag iets meer zijn’
Peter Lievens, decaan Wetenschappen
Ook opkomend rectorkandidaat Luc Sels schrijft in zijn programma dat de KU Leuven de lat hoger mag leggen. ‘Nabije (inter)nationale samenwerking is zeker van belang’, verduidelijkt Sels, ‘maar we vergeten dat we met onze positie in de rankings hetzelfde kunnen doen met MIT, NUS, Peking, Melbourne, Karolinska, Tokyo of São Paulo. Eenvoudig is dat niet, want we kunnen ons nog niet meten met elk van deze instellingen. Momenteel proberen we het echter niet of nauwelijks. We kijken bij onze partnerschappen naar beneden, niet naar boven.’
De faculteiten krijgen veel autonomie en verantwoordelijkheid, waardoor ze zelf accenten kunnen leggen en dat verwelkomen ze. Maar universiteitsbrede steun is nodig om topuniversiteiten aan te trekken. ‘Als we echt hoog willen mikken en partnerships met topuniversiteiten willen aangaan, dan is de schaal van een faculteit niet groot genoeg’, stelt decaan Lievens. ‘Zo waren we als faculteit ver gevorderd in een samenwerkingstraject met MIT rond onderzoekssamenwerking in combinatie met uitwisseling van personeel en studenten. Maar van zodra de vraag kwam om op te schalen naar een KU Leuven-brede samenwerking, is het dossier een stille dood gestorven’, betreurt hij.
'We hebben nooit zicht gekregen op de criteria waaraan het internationaal beleid werd afgetoetst'
Decaan Wetenschappen, Peter Lievens
Waarom het een stille dood gestorven is? Daar heeft Lievens het gissen naar. Het internationaal beleid kan transparanter: ‘Wat betreft universiteitsbrede initiatieven, bleef de inspraak de voorbije jaren beperkt tot al of niet instappen in reeds genomen initiatieven. We hebben ook nooit zicht gekregen op de criteria waaraan het internationaal beleid werd afgetoetst. Zeer jammer.’
Ook de decaan van Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, Bart Raymaekers, volgt dezelfde redenering. ‘Ik denk dat we daar inderdaad ambities moeten blijven koesteren. Dat we goed moeten kijken hoe we met landen omgaan’, aldus HIW-decaan.
Huidig vicerector Internationaal Beleid, Danny Pieters, stelt dat het allemaal niet zo simpel is. ‘Ten eerste moeten we oppassen om geen elitisme te bedrijven’, aldus Pieters. ‘Als in Europa projecten zoals Horizon 2020 verdwijnen omdat de koek volledig naar West-Europa gaat, is dat fout. Ook daarom kijken we naar samenwerkingsakkoorden met Oost-Europese universiteiten.’
De Amerikaanse en Britse toppers zijn ook niet eenvoudig te bereiken volgens Pieters: ‘Als je op de 40ste plaats in de ranking staat, wil dat zeggen dat er veel meer universiteiten onder je staan. De universiteiten boven ons zijn vaak Angelsaksisch, maar die universiteiten stellen centraal veel minder voor. Daardoor kunnen we vanuit het centraal beleid weinig aan die samenwerkingsakkoorden doen.’
Sels zegt dat het voor hem niet draait om het centrale: ‘Ik ben niet voor centrale akkoorden. Laat elke discipline maar zoeken naar de akkoorden waarmee ze ambitieus kan zijn, maar wel ondersteund door een centraal beleid. Ik vind door afwezigheid van die ondersteuning dat studenten, afhankelijk van de faculteit waar ze aan zitten, veel te ongelijke kansen hebben.’
Besparen op geld en ambitie
Niet alleen de samenwerkingsakkoorden, maar ook de universitaire ontwikkelingssamenwerking krijgt kritiek te verduren. Ontwikkelingssamenwerking is anno 2017 niet zo simpel. Besparingen vanuit de overheid zorgen ervoor dat de universiteit de geldstromen moet dichtschroeven. Dat maakt het niet makkelijk voor de vicerector.
Peter Lievens klaagt ook het gebrek aan ambitie in het Zuid-beleid van onze alma mater aan, en stelt dat we achterlopen op andere Vlaamse universiteiten. ‘Het is zeer jammer dat bijvoorbeeld de financiering voor doctoraatsbeurzen voor studenten uit het Zuiden steeds vermindert. We hebben nog wel regelmatig studenten en doctorandi uit het Zuiden, maar steeds meer komen ze naar ons met financiering van hun eigen overheden of met eigen middelen, en dan moet je oppassen want voor je het weet zit je in een elitair verhaal’, vertelt de decaan Wetenschappen.
Universitaire ontwikkelingssamenwerking verdraagt geen vierjaarlijkse koerswijziging
Christel Van Geet, voorzitter IRO
FEB-decaan Sels deelt deze mening in zijn programma: ‘Het aantal IRO doctoraatsbeurzen (Zuidbeurzen) is progressief verminderd. Die trend moeten we keren zodat de slaagkansen weer stijgen en de gemotiveerde kandidaten en hun even gemotiveerde promotoren zich aangemoedigd voelen. Dat is van belang gezien de Zuidbeurzen een van de weinige vormen van UOS zijn die rechtstreeks bijdragen aan lokale capaciteitsopbouw.’
Hoe zou dit aangepakt moeten worden in tijden waarin besparingen de hoofdtoon voeren? Christel Van Geet, voorzitter van de Interfacultaire Raad voor Ontwikkelingssamenwerking (IRO), vindt dat de universiteit naar duurzamere financieringsbronnen moet zoeken. 'Universitaire ontwikkelingssamenwerking verdraagt geen vierjaarlijkse koerswijziging in haar beleid. Als de bestuursploeg rekening houdt met wat aan de basis groeit, gaat haar beleid automatisch continuïteit geven. Je kan dat niet louter laten afhangen van inzichten van wie voor een termijn van vier jaar verantwoordelijk zijn voor het internationaliseringsbeleid.'
Vicerector Pieters snapt de kritiek dat we achterlopen op andere Vlaamse universiteiten niet: ‘We hebben een grote inspanning gedaan wat betreft ontwikkelingssamenwerking’, aldus de vicerector. ‘We hebben getracht ontwikkelingssamenwerking te herdenken. We hebben onze fair share in projecten gehaald. Dit ligt misschien iets lager dan gebruikelijk, maar dat komt omdat kleinere universiteiten een iets groter deel van de budgettaire koek krijgen. Dat vormt op zich geen probleem.’
‘We wilden ontwikkelingssamenwerking ook losmaken van een investeerder: de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire hulp (DGD, red.). Wanneer zij besparen, heeft dat een zeer grote impact op de projecten, wij trachten dit te voorkomen door met het geld van de universiteit de Zuidbeurzen op peil te houden’, aldus vicerector Pieters.