interview> Experten buigen zich over de grote onderwijskloof
De lange weg naar een inclusievere universiteit
Vlaanderen bengelt onderaan de OESO-lijst wanneer het gaat over de kloof tussen de schoolresultaten van autochtone versus allochtone jongeren. Een bedroevende score, de vraag is: wat nu gedaan?
Toelatingsproeven? Herman Van Goethem, rector van de Universiteit van Antwerpen, vreest dat die de universiteiten zullen omvormen tot witte bastions. Taal? Bart De Wever stelt dat (thuis)taal de oorzaak is voor de kloof in schoolresultaten. Meer Nederlands is voor hem de sleutel voor het probleem. Beide prominente mannen richtten zich op de problematiek bij de openingsrede van de UA. Maar hebben ze ook een punt? Wij vroegen het aan twee experts ter zake aan de KU Leuven, Bart Deygers, medewerker van het Centrum Taal en Onderwijs en Orhan Ağirdağ, professor Educatie en Samenleving.
Is taal effectief de verklaring voor de prestatiekloof?
Ağirdağ: Het klopt dat anderstalige leerlingen minder goed presteren op school dan Nederlandstalige leerlingen, maar anderstalige leerlingen presteren niet zozeer minder doordat ze een andere taal spreken. Bart De Wever geeft dus een onterechte causale interpretatie aan een simpele correlatie. Want wanneer we bij de groep van anderstalige leerlingen kijken, zien we zelfs dat diegene die vaker hun moedertaal spreken met hun ouders, net beter presteren op school. Meertaligheid kan dus een troef zijn.
'Al meer dan 15 jaar doet het beleid niets anders dan ‘Nederlands, Nederlands Nederlands’'
Orhan Ağirdağ, professor Educatie en Samenleving KU Leuven
Deygers: Er is een duidelijke correlatie tussen het spreken van Nederlands als thuistaal, het slagen op taaltoetsen en het slagen op de universiteit. Maar, correlatie is geen causaliteit. Taal is eigenlijk maar een oppervlaktekenmerk voor een dieper liggende problematiek. Het wordt in Vlaanderen vaak gezien als indicator voor een bepaalde sociaaleconomische status en bijgevolg als predictor voor academisch succes, maar dat is niet zo. Hoe lang is men nu al bezig met mensen met een lagere sociaaleconomische status Nederlands te leren? Mocht het echt aan de taal liggen, waren de schoolresultaten al lang verbeterd.
Ağirdağ: Al meer dan 15 jaar doet het beleid niets anders dan ‘Nederlands, Nederlands Nederlands’. Als dit zou helpen, zouden we vandaag wereldkampioen zijn in gelijke kansen en niet het omgekeerde. Maar ondertussen wordt meertaligheid van de leerlingen volkomen genegeerd. En dat is heel jammer.
Wat veroorzaakt die kloof dan wel?
Ağirdağ: Er zijn in feite drie grote redenen voor die kloof; deze accumuleren doorheen de schoolloopbaan. Er zijn de evidente sociaaleconomische redenen, maar ten tweede krijgen leerlingen met een migratieachtergrond vaker les van onervaren leraren. Bovendien is het aandeel leraren met een migratieachtergrond enorm klein, terwijl net zij als voorbeeldfiguur kunnen dienen. Ten derde zijn er onderwijssysteem-gerelateerde redenen. Zo wordt bijvoorbeeld nergens anders in Europa het zittenblijven zo vaak toegepast als in België. Minderheden moeten veel vaker blijven zitten dan autochtonen en dit heeft veel negatieve gevolgen. Ook het befaamde watervalsysteem is in het nadeel van minderheden.
'Uiteindelijk is de grootste voorspeller voor academisch succes vooropleiding, niet thuistaal'
Bart Deygers, medewerker Centrum Taal en Onderwijs
Deygers: Uiteindelijk is de grootste voorspeller voor academisch succes vooropleiding, niet thuistaal. Iemand die Grieks-Latijn heeft gedaan, heeft een veel grotere kans om te slagen aan hoger onderwijs dan iemand met een diploma uit het technische beroepsonderwijs, ongeacht welke taal ze thuis spreken.
Waarom schat de publieke opinie het belang van het Nederlands dan zo hoog in?
Deygers: Het probleem is dat thuistaal vaak een belangrijke rol speelt in het advies dat gegeven wordt aan kinderen die gaan doorstromen naar het secundair onderwijs. Mensen met een andere thuistaal worden vaker doorverwezen naar opleidingen die minder goed aansluiting vinden met universitaire studies, ook al leggen ze dezelfde schoolresultaten voor als autochtone leeftijdsgenoten die wel naar ASO worden doorverwezen. Zo komen die studenten in het TSO terecht en daarmee verkleint automatisch hun slaagkans in hoger onderwijs. Dat is nefast, omdat dit systeem bij studenten met een migratie-achtergrond het geloof gaat aanwakkeren dat ze voorbestemd zijn om het minder goed te doen op academisch vlak, een soort self-fulfilling prophecy.
'Mensen met een andere thuistaal worden vaker doorverwezen naar opleidingen die minder goed aansluiting vinden met universitaire studies'
Bart Deygers, medewerker Centrum Taal en Onderwijs
Wat denkt u van het invoeren van toelatingsproeven voor hoger onderwijs?
Deygers: De vraag is vooral: ‘Hoeveel talent ben je bereid om te verspillen?’ In Vlaanderen krijgt iedereen die het secundair onderwijs achter de rug heeft, of hij dat nu goed of slecht heeft gedaan, de kans om op reset te drukken. Doordat er geen toelatingsproeven zijn, krijgt in principe iedereen een nieuwe kans (met uitzondering van opleidingen als geneeskunde of tandheelkunde). In theorie is dat fantastisch, maar in praktijk zie je dat de de facto selectieproef eigenlijk het eerste jaar hoger onderwijs is. 60% van alle starters haalt het niet. Dat kost veel geld en de kwaliteit van het onderwijs lijdt daaronder. Ik ben dus niet tegen het invoeren van toelatingsproeven. Die zouden volgens mij ook positieve effecten kunnen hebben, zoals een grotere ambitie in het secundair.
Zullen zulke toelatingsproeven universiteiten niet omvormen tot witte bastions, zoals UA-rector Van Goethem zegt?
Deygers: Ik denk dat we onszelf iets aan het wijsmaken zijn als we zouden denken dat universiteiten nu geen witte bastions zouden zijn. We denken dat ons hoger onderwijs democratisch is en dat iedereen op gelijke voet start, maar dat is lang niet altijd zo. Er is nog steeds sprake van heel wat impliciete discriminatie. Of we nu toelatingsproeven invoeren of niet, daar ligt niet de sleutel voor de kloof tussen autochtone en allochtone leerlingen. De sleutel moet liggen in het secundair onderwijs en bij het doorstromen van leerlingen naar dat secundair onderwijs. Een goed initiatief om dat geprofileerde doorstromen tegen te gaan, is de brede eerste graad in het secundair onderwijs.
'Ik denk dat we onszelf iets aan het wijsmaken zijn als we zouden denken dat universiteiten nu geen witte bastions zouden zijn'
Bart Deygers, medewerker Centrum Taal en Onderwijs
Wat denkt u van leerplicht vanaf de kleuterschool?
Deygers: Dat lijkt me een goede zaak. Elk extra jaar onderwijs is winst, want onderwijs doet hoe dan ook goed aan integratie. Kinderen die voor hun zes à zeven jaar niet blootgesteld zijn aan Nederlands, gaan het verderop in hun schoolcarrière toch iets lastiger hebben dan hun Nederlandstalige leeftijdsgenoten.