reportage> Dit jaar staat het Feest van de Filosofie in het teken van mei ’68
Tussen politiek engagement en dromen
Tijdens het Feest van de Filosofie nemen denkers van vandaag het machtigste wapen van mei ’68 als uitgangspunt: de verbeelding. Maar is verbeelding ook meer dan de politieke utopie?
Het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (HIW) brengt voor de zevende keer filosoferend Leuven naar het STUK en de Schouwburg voor lezingen, debatten, film en theater. Het Feest van de Filosofie handelt over de verbeelding, die tijdens mei ’68 even de macht kon overnemen, maar staat ook stil bij de pracht van het verbeelden zelf.
Tijdens de openingslezing in de Schouwburg legt politiek filosofe Chantal Mouffe de drempel hoog. Met veel bochten en in een moeizaam Engels houdt ze een pleidooi voor politieke tegenstellingen. Toegankelijk is haar lezing allerminst, maar de boodschap is duidelijk: we hebben nood aan een échte politieke dialoog. We moeten af van het thatcheriaanse dogma dat er geen alternatief is. Leve de ideeën die het huidige wereldbeeld uitdagen.
Sartre
De huidige orde in vraag stellen kunnen we maar dankzij de verbeelding. Met dat idee besluit ook Herman Parret, emeritus-hoogleraar aan het HIW, die zelf nog als student in Parijs op de barricades stond. Hij citeert Jean-Paul Sartre, de denker die de theoretische basis legde voor mei ’68: in het inbeelden van andere mogelijkheden ligt de vrijheid van de mens.
Leve de ideeën die het huidige wereldbeeld uitdagen!
Ook vandaag moeten we verbeelding gebruiken om kritisch te blijven, betoogt schrijfster Jannah Loontjes. Door te kiezen voor een poststructuralistische invulling van waarheid illustreert Loontjes dat dé waarheid niet bestaat en verandert in context en tijd. Verbeelding kan ons helpen de werkelijkheid vanuit verschillende hoeken te bekijken. Daarom komt ze in fictie, paradoxaal genoeg, dichter bij de waarheid dan in haar autobiografisch werk, waar ze steeds op een grens van intimiteit lijkt te botsen.
Mag het ook meer zijn?
Veel sprekers blijven opvallend dicht bij de geschiedenis of de actualiteit. De verbeelding blijkt tijdens veel lezingen een middel om politieke tendensen te bevragen en alternatieven voor te stellen. Maar kan verbeelding ook verder gaan dan dat? Voor Jannah Loontjes kan verbeelding ook op zichzelf heilzaam zijn. Voor haar, vaak verloren en zoekend, is verbeelding genoeg: ze heeft zichzelf en de werkelijkheid niet meer nodig.
Jannah Loontjes komt in fictie, paradoxaal genoeg, dichter bij de waarheid
Wat als je dat laatste doortrekt? Te veel verbeelding kan ook disfunctioneel worden, zeker bij psychiatrische ziektebeelden als schizofrenie. Maar misschien kan zulke buitengewone verbeelding in een omgeving die voldoende bescherming biedt, ook een gave zijn. In een debat halen psychiater Erik Thys en creatief therapeute Stefanie De Weirdt de breekbare grens aan tussen psychische kwetsbaarheid en creativiteit.
Dat debat probeert moderator van dienst, filosoof Jens De Vleminck, soms onnodig terug te brengen naar de doelgerichte verbeelding van mei ’68. Maar verbeelding mag ook meer zijn. Hier gaat het over outsiderkunst, kunst waarvan de makers zich buiten de culturele context bevinden. Onbeteugelde verbeelding kan leiden tot kunst. En verbeelding wordt zo een leidraad in de zoektocht naar erkenning van kwetsbare personen, die meer zijn dan een psychiatrische patiënt.
National Geographic
Moet onze verbeelding een doel nastreven? The Space Between, de voorstelling op het avondprogramma door Katharina Smets, Ingrid Leonard en Inne Eysermans, doet ons even hopen van niet. Een verhaal tussen beeld, geluid en tekst laat het eens ervaren ongemak van een ander vertrouwd voelen. Verbeelden doet herinneren. Beleven we een moment uit het verleden van de ander, of is dat ijdele hoop en gaat het om niet meer dan verbeelden?
Verbeelding wordt een leidraad in de zoektocht naar erkenning van kwetsbare personen
Maar dan ontspint de voorstelling zich plots als een National Geographic-achtige reportage: de flarden herinnering worden met concrete aanwijzingen verbonden aan nog meer concrete plaatsen en beelden, tot uiteindelijk die heerlijke bubbel van verbeelding barst. Moet verbeelding steeds een doel dienen, of mogen we nog dromen?