interview> “Als alles op wieltjes loopt, schrijf ik geen muziek”
Timmeren aan de weg (3): Jonas Winterland
Een naam als Jonas Winterland lijkt wel gemaakt om synoniem te staan met de kleine, poëtische pareltjes die op zijn beide platen zo talrijk zijn. “Perfectie interesseert mij eigenlijk niet zo.”
Sinds zijn debuut “Mensen zijn gemaakt van dun papier” weten we dat privacy een zeldzaam goed is. Je moet namelijk al erg veel moeite doen om jezelf niet te herkennen in de intieme verhalen die Winterlands stem je influistert. Nu hij tegenover ons zit, is dat niet anders.
Je debuutplaat verscheen pas toen je al de dertig gepasseerd was. Waarom ben je zo laat begonnen?
Jonas Winterland: «Het heeft even geduurd vooraleer ik op het juiste spoor zat, ja. Ik ben in Leuven Germaanse gaan studeren met het plan om schrijver te worden, zoals wel meer romantische zielen toen. (lacht) Ik schreef veel gedichten, maar toen ik die eens opnieuw bekeek, was er misschien eentje dat ik goed vond.»
«Ik voelde me eigenlijk beter in de structuur van een liedje dan voor een leeg scherm. Mijn eerste nummers zong ik wel in het Engels, zoals de meeste bands die ik toen beluisterde. Later pas merkte ik dat ik me in het Nederlands meer kon onderscheiden.»
“De perfecte schoonheid vind ik angstaanjagend”
Nederlandstalige muziek wordt soms te pas en te onpas tot kleinkunst herleid. Wat vind je van die enge terminologie?
Winterland: «In het begin stond ik daar eerder defensief tegenover. Ik vond het bizar dat Nederlandstalige muziek automatisch het label “kleinkunst” kreeg. Dat had toen ook een oubollig imago. Eigenlijk wilde ik de voorbeelden volgen waarmee ik ben opgegroeid: Eels en dEUS, maar dan in het Nederlands.»
«Later heb ik mijn verzet tegen die term opgegeven. In het Engels ben je een singer-songwriter, in het Frans een chansonnier, in het Nederlands maak je kleinkunst. Als ze zelf vragen wat voor artiest ik ben, zeg ik: een Nederlandstalige singer-songwriter. Als ze het kleinkunst noemen en dat blijft terugkomen, so what. Niemand bedoelt daar iets kwaads mee.»
Kleine kantjes
In je teksten lopen wel vaker mensen rond die gemaakt lijken van dun papier. Wat maakt hun breekbaarheid zo interessant voor jou?
Winterland: «Perfectie interesseert mij eigenlijk niet zo. Voor de hoes van mijn debuutalbum wilde ik een quote gebruiken van Leonard Cohen: “There is a crack in everything, that’s how the light gets in”. Dat denk ik ook. Een perfecte schoonheid, ik vind dat angstaanjagend. Vaak is die schijn maar een flinterdun laagje vernis. De kleine kantjes van mensen: die vind ik het interessantst. Of word ik nu te filosofisch?»
«Ook in muziek is authenticiteit belangrijker dan technische perfectie. Kijk maar naar Bob Dylan. Een eigen tekst laat ik ook niet zomaar door iemand anders zingen. Ik heb dat geschreven, het kleeft aan mij. Toen ik voor het eerst in Het Depot aan zo’n Open Mic-avond deelnam, dacht ik: fuck, ik kan niet zingen of gitaar spelen. Maar blijkbaar kreeg ik de mensen stil.»
“Misschien maak ik platen om ergens een spoor achter te laten”
In “Wie ik ben en hoe ik heet” vraag je meer aandacht voor dementie en alzheimer. Hoe belangrijk is engagement in je muziek?
Winterland: «Vooraf denk ik nooit: nu ga ik een geëngageerd lied schrijven. Een collega zei mij op café eens: “Mijn vorige plaat was zeer donker, mijn volgende plaat zal open en licht zijn”. Hij had er nog geen nummer van geschreven.»
«Dat snap ik niet echt. Zelf schrijf ik alleen de nummers die in mij opkomen. “Wie ik ben en hoe ik heet” kwam er door een documentaire over dementie van Louis Theroux. Ik zat te wenen als een kind toen ik die bekeek. Vergeten dat iemand belangrijk is in je leven of gewoon vergeten worden, dat raakt mij wel. Misschien maak ik daarom platen: om ergens een spoor achter te laten.»
Het echte leven
Ondanks de hoop en humor, ontwaren wij in je teksten vooral melancholie. Verraadt die toon ook een geblutste literatuurziel vol Weltschmerz in het echte leven?
Winterland: «Dat wordt hier echt een psychologische analyse hé? (lacht) Toen ik literatuurstudent was, wentelde ik me wel in melancholie, ja. Nu kan ik dat beter plaatsen. Die tweede plaat is voor mijn doen zelfs opbeurend.»
«Pas op, er zijn wel nog dagen waarop ik zonder aanleiding licht droevig rondloop. Vaak schrijf ik op die momenten mijn nummers. Als alles op wieltjes loopt, ga ik geen tijd verspillen met het schrijven van muziek. Toen mijn zoontje geboren was, zeiden mensen: “Je zal nu wel veel inspiratie hebben zeker?”. Ik was daar toen echt niet mee bezig. Die liedjes konden wachten.»
In “Het meisje uit het lied” verzucht je dat de muzikanten meestal niet aan de meisjes uit hun lied denken. Hoezeer zit Jonas Winterland in met de personages in zijn hoofd?
Winterland: «Die personages zijn altijd een mix van fictie en non-fictie. Ik vertrek vaak van gebeurtenissen die ik meemaak. Soms verander ik de tekst in functie van het liedje of om mezelf in te dekken.»
Of het gebeurt dat ik iets volledig verzin en later merk: dit gaat over mezelf of over een ex-lief. Het komt thuis ook wel goed uit als ik zeg dat er een deel echt en een deel verzonnen is.»
Moet je dat dan soms uitleggen?
Winterland: «Soms. In “Dokter alstublieft” zing ik “De grote liefde die ik onlangs heb gevonden is een tijdelijke pleister op een permanente wonde”. Dat zing ik dan omdat ik dat ergens wel meen. Anderzijds denk ik: dit is een te mooie zin om te laten liggen. Toen ik dat aan mijn lief liet horen, heb ik alles natuurlijk wel heel diplomatisch uitgelegd.»
«Een ander voorbeeld. In een nummer op mijn tweede plaat vraag ik me af wat voor wrak ik zou zijn als mijn lief dood zou gaan. Toen ik dat liedje voor haar speelde, begon zij te wenen. Ik dacht dan even: oei. Maar ik dacht ook: ik heb een goed nummer.»