recensie> Nieuwe jasjes zitten niet altijd als gegoten
Recensie: Trixie Whitley in Het Depot
In het kader van een Europese tournee streek Trixie Whitley neer in Het Depot. Hoewel Whitley nooit echt teleurstelt, waren een maagvirus en oude songs in een nieuw jasje kleine spelbrekers.
Het zijn hoogdagen voor de Vlaamse fans van Trixie Whitley. Begin december zette de Belgisch-Amerikaanse zangeres al voet aan wal op ons continent, waar ze onder andere Milaan, Bazel en Keulen aandeed. De hoofdbrok van haar Europese tour zijn evenwel de optredens in Whitleys halftijdse thuishaven België. Op zeventienjarige leeftijd koos de Gentse artieste ervoor om terug te keren naar haar overzeese heimat en vestigde ze zich in New York, waar ze haar muzikale carrière begon.
Of het die Noordelijke Atlantische Oceaan is die wordt opgeroepen in het Leuvense Depot, is niet van belang aan het begin van de show, wanneer er een wind opsteekt en Trixie Whitley als een Griekse sirene haar publiek bezweert op de tonen van Faint Mystery. Eenmaal binnengetreden in Trixies magische microwereld, worden we vergast op een mix van nummers van haar debuutplaatFourth Corner en het recentere Porta Bohemica. De pakkende uitvoering van het breekbare A Thousand Thieves belooft alvast veel.
De aandachtige kijker merkt al snel op dat Whitley, die anders bruist van energie en de gitaar voor de piano inwisselt om daarna naar het drumstel te spurten, kracht mist en statisch achter de microfoon blijft staan. Tot een verklaring voor dat gebrek aan force rekent Trixie op ons geduld. Pas halverwege de set verontschuldigt ze zich: ‘Sorry dat ik nog niets tegen jullie heb kunnen zeggen, ik heb een maagvirus.’
Een goed begin kan soms het halve werk zijn, maar na een sterke opener wisselt Trixies set vooral laagtes en hoogtes af. Zowat alle oude songs uit Fourth Corner krijgen een nieuw jasje aangemeten. Pure en fragiele songs als Pieces worden vooral in de strofes een onsamenhangend geheel van chaotische klanken en gezang, inclusief experimenten met dissonante piano-akkoorden.
De combinatie van het maagvirus en die vernieuwde sound bij oude nummers leidt tot een aarzelend eerste deel. De bekentenis zorgt in elk geval voor een welkome kentering. Een recenter nummer als Salt steekt er, als we op het applaus mogen afgaan, met kop en schouders bovenuit, wat bewijst hoezeer Whitley tijdens het eerste deel met dat virus - nu ja - in haar maag zat. De uitvoering van de nummers van Porta Bohemica zijn dan ook strak, zoals het sterke Soft spoken words of New Frontiers.
Het blijft evenwel een mysterie waarom Whitley bij Pieces en Breath you in my dreams kiest voor een bijzonder zware bas die haar - fantastische - stem overstemt. Dat Whitley oude songs wil heruitvinden, valt te begrijpen. Maar waarom wordt zo aan de essentie, de combinatie van haar stem en strakke muzikale lijnen, geraakt?
Trixies songs zijn vaak zo zwart als de gewaagde outfit die ze draagt. Het hoeft dus niet te verwonderen dat Whitley zich pas tijdens het voorlaatste nummer Surrender, ‘a new old song’ uit haar laatste outtakes-plaat, met een glimlach overgeeft aan de muziek. De lach vervaagt wanneer ze het allerlaatste nummer Eliza’s Smile inzet en zingt: ‘Eliza’s smile is fading away’. Voor het eerst, maar jammer genoeg ook voor het laatst, is Het Depot muisstil terwijl het aan Whitleys lippen hangt.
Veel begrip voor Trixies ziekte, zoals ook het publiek toonde door steunend ‘oh’ en ‘ah’ te verzuchten toen ze ons van de situatie op de hoogte bracht. Dat neemt niet weg dat ze daardoor aan sterkte verloor. Gecombineerd met de mindere uitvoering van oude songs was dit zeker niet Whitleys beste set ooit. De sterke nieuwe songs, de fantastische stem en Trixie’s immer charmante onbeholpenheid doen ons echter nog steeds tevreden huiswaarts keren.