recensie> Kaddisj voor een klucht

Recensie: Angels in America

Met Angels in America waagt Olympique Dramatique zich aan een moderne toneelklassieker. Het resultaat heeft meer weg van een kitscherig cherubijntje dan de beoogde aartsengelen.

Amerika, midden jaren 80. Terwijl heel het land zich overgeeft aan Reagans individualistische interpretatie van de American dream, wordt de homogemeenschap gedecimeerd door aids. Prior heeft het virus, en dus zoekt zijn geliefde Louis maar troost in de armen van de Mormoonse Joe. Die worstelt ondertussen met zijn geaardheid, de hysterie van eega Hannah en een dubieuze juridische carrière. Ook Joe’s mentor, de ultrarechtse topadvocaat Roy Cohn, is ziek. Al deze figuren zoeken bij en weg van elkaar naar verlossing, nu en dan bijgestaan door engelverschijningen.

Toen Tony Kushner 30 jaar geleden dit verhaal op de wereld losliet, waren de reacties extatisch. In een zeven uur durend stuk vermengde hij vakkundig Angelsaksische religies, modern kapitalisme en de aidsepidemie. Met deze eerste Vlaamse bewerking rijst echter de vraag of het stuk niet té plaats- en tijdgebonden is om ook op onze hedendaagse planken te werken. Regisseurs Tom Dewispelaere en Stijn Van Opstal helpen met een aantal nochtans bewonderenswaardig eigenzinnige keuzes de zaak niet vooruit.

De regisseurs hebben de oorspronkelijke speelduur van zeven naar vier uur teruggebracht. Daarbij hebben ze echter quasi alle centrale plotpunten en personages behouden. Het moet dan ook vooruitgaan. Scènes volgen elkaar snel op en lopen vaak zelfs door elkaar, waarbij twee verschillende taferelen simultaan gespeeld worden. Echt chaotisch wordt dit nooit, maar het zorgt er wel voor dat het stuk slechts zelden emotionele diepgang bereikt.

Ook de toon die de regisseurs hanteren, helpt niet. De originele tekst bevat tal van absurde details en kitscherige queer elementen, maar Olympique Dramatique plaatst die wel erg expliciet op de voorgrond. De acteurs spelen uitvergroot en gaan steeds voor de goedkope lach. Daarmee krijgen ze dan wel de lachers in de zaal op hun hand, maar de meerwaardezoeker blijft toch op zijn honger zitten. Het siert het gezelschap dat ze deze zware thematiek luchtig durven benaderen. Maar de balans helt zo hard over dat het kluchtige alle dramatische ontwikkelingen teniet doet.

Het acteerspel is erg wisselvallig. De centrale liefdesdriehoek tussen Joe, Louis en Prior wordt houterig gebracht en komt nauwelijks uit de verf. In de bijrollen groeien Tiny Bertels en Sanne-Samina Hanssen gaandeweg als respectievelijk de moeder en de vrouw van Joe. Datzelfde kan niet gezegd worden over een onzekere Evelien Bosmans als engel en vooral Darryl E. Woods, die in allerlei bijrollen opdraaft. De Afro-Amerikaanse Woods is in de eerste plaats een danser en dan pas acteur, en nota bene zelf hiv-positief. Door zijn gebrekkig Nederlands mag hij zijn tekst – opnieuw ter komische glorie - veelal in het Engels declameren. Elke rol brengt hij met dezelfde stereotype invulling, die amper amateurtoneel overstijgt.

Peter Van Den Begin heeft als Roy Cohn de beste rol. Cohn is een historisch figuur, die in de jaren 50 naam maakte met het vervolgen van communistische en homoseksuele politici. Zelf bleef de man in de kast, en beweerde zelfs op zijn sterfbed geen aids maar 'gewoon' kanker te hebben. Als enige weet Van Den Begin voortdurend het dunne koord tussen slapstick en drama perfect te bewandelen. Na een zoveelste soapy ruzie tussen Joe en Louis of misplaatste monoloog van Prior over de Amerikaanse politiek, was het een opluchting weer even te kunnen vertoeven in Cohns contradictoire geest. In zijn laatste momenten prevelen de andere acteurs voor hem de kaddisj, het Joods dodengebed. Het is veruit de sterkste scène van het stuk.

Vier uur is een lange zit. Ja, Angels in America heeft een strak tempo en durft af te wijken van een klassieke tekst. Alleen is de vraag waarom dat net op deze manier moest gebeuren. Een loodzware thematiek met veel humor behandelen kan interessant theater opleveren, zolang er tenminste achter die humor nog iets schuilgaat. Door de vele referenties aan het Reagantijdperk te behouden maar geen diepere context te scheppen, krijgt het stuk nu net iets gedateerds.

De laatste jaren van zijn leven fungeerde Roy Cohn als mentor voor Donald Trump. Dat gegeven nodigt vandaag de dag uit tot een radicale re-interpretatie van de rol, maar in deze bewerking blijft het onbenut. Na afloop stilde ik mijn honger dan maar met Where’s My Roy Cohn, een documentaire die dieper graaft naar deze intrigerende figuur. Ook Woods eigen ervaringen met de aidscrisis zouden een extra dimensie aan het materiaal kunnen en moeten geven. Dat bereik je helaas niet door hem louter te casten in rollen waar hij nooit het cliché overstijgt. Het voelt gemakzuchtig en zelfs wat respectloos aan. Als een kaddisj in een klucht.

Powered by Labrador CMS