interview> ‘Mais je suis le photographe!’
Navraag: Stephan Vanfleteren
Stephan Vanfleteren is misschien wel de bekendste portretfotograaf van België. Met zijn doordringende zwart-wit beelden werkte hij het voorbije jaar aan een reeks rond surfers.
Waarom surfers?
‘Dat is eigenlijk een samenloop van omstandigheden. Ik heb een vriend uit Heist die mij vaak assisteert. Hij surfte vroeger ook en ooit heb ik hem gezegd dat ik ooit graag eens Kelly Slater (beroemd surfer, red.) zou willen fotograferen. Ik surfte net als hem ook een beetje en vond dat een bijzonder figuur. Dus wou ik die man graag eens voor mijn lens zou hebben, maar niet dat ik daar toen alles voor gedaan zou hebben. Het was eerder zoals ik ook graag Nelson Mandela en Mohammed Ali had willen fotograferen. Bij sommigen lukt het nu eenmaal toevallig, bij andere niet en dan blijft het bij een verlangen. Die vriend had mijn uitspraak blijkbaar goed onthouden en had hier horen waaien dat er iets rond surfcultuur zou gebeuren. Hij zei van ‘Allez Stephan, zouden we dat niet eens wagen, we kunnen iets bedenken over surfen en dat kunnen we dan doen.’ Ik wist eigenlijk perfect wat ik wou: gewoon surfers fotograferen. Ons voorstel heeft uiteindelijk groen licht gekregen en toen zijn we vertrokken.’
En bereidt u zich hier dan op een bepaalde manier op voor? Inlezen in de surfcultuur?
‘Mijn voorbereiding is eigenlijk relatief beperkt, in die zin dat ik wel degelijk na ga wie er is belangrijk is en was in de surfwereld. Maar het is niet dat ik een heleboel boeken ging lezen; ik geloof meer in de kracht van ter plaatse te gaan kijken en te voelen wat er gebeurt. Eerst hebben we iemand in Knokke gefotografeerd die hier een surfclub heeft en bovendien een bekende Belgische surfer is. Later zijn we naar Biarritz getrokken, waar een competitie bezig was en ik mensen fotografeerde die ik interessant vond. Van Frankrijk kwam dan Hawaï en daarna trokken we uiteindelijk drie weken rond. En tegen dan heb je al zo veel bijgeleerd. In het begin voelden we ook wel dat wij niet thuishoorden in de surferswereld. Maar er is ook wel iets gezonds aan dat wantrouwen vanuit de surfers. Als een onbekende mij zou willen fotograferen, zou ik ook wel willen weten wie dat is en waarom hij dat wil. Het mooie is dat je wantrouwen ook kan ombouwen tot vertrouwen, maar dat heeft tijd nodig. Dat moet je soms ook verdienen, en in die zin was het ook fijn dat ik een bekende werd bij hen, zeker bij die competitiesurfers. Ze zagen mij eerst in Hawaï, maar daarna ook in Australië. Dan wisten ze ook wel dat ik niet zomaar iets snel probeerde te doen, want daar stond ik weer. Je bouwt dat vertrouwen dus op en dat vind ik ook heel fijn om te doen: ergens als fotograaf helemaal onderaan de ladder te beginnen.’
Was er tijdens uw studentenjaren al een verlangen om op zoek te gaan naar het onbekende? Of heeft u die passie maar gaandeweg ontdekt?
‘Mijn studentenleven zit zo ver dat ik mezelf misschien dingen wijsmaak die helemaal niet zo gebeurd zijn, maar ik ben wel nooit vies geweest van avontuur denk ik. Ik herinner me dat ik in het eerste jaar fotografie zat en ik in de vakantie, in plaats van met mijn vrienden op reis te gaan, beslist had om een maand alleen met een rugzak door Schotland te gaan wandelen en te fotograferen. Ik heb toen een maand lang heel de westkust afgewandeld. Soms liftend, maar vaak eigenlijk gewoon stappend. Toen heb ik veel gefotografeerd, wat al deels een opdracht was voor het tweede jaar. Maar dat werk, of die reis, was echt pure vakantie. Een puur geluk. En toen wist ik: dit is een fantastische job, dit is een fantastisch leven en dit wil ik doen.’
‘Ik herinner mijn eerste opdracht nog voor De Morgen. Ik moest een professor uit Luik fotograferen. Dus ik vertrok anderhalf uur voor ik er moest zijn, maar ik reed helemaal verdwaald. Uiteindelijk kwam ik drie kwartier te laat bij die man, helemaal bezweet en gestresseerd. Ik klopte op de deur en eerst liet hij me binnenkomen. Maar toen ik binnenstapte, riep hij plots: ‘Non non, partir!’. Ik dacht: ‘Shit, ik ben te laat op mijn eerste opdracht, het is voorbij.’ Maar toen ging ik toch nog een keer kloppen op die deur en hetzelfde scenario herhaalde zich weer. Gelukkig kreeg ik toen de ingeving om te zeggen: ‘Mais je suis le photographe!’. Blijkt dat hij dacht dat ik gewoon een student van hem was. Dus om maar te zeggen, had ik toen niet geklopt en dat zinnetje niet gezegd was ik naar huis gekeerd. Dan had ik De Morgen moeten uitleggen dat ik de foto niet gemaakt had en had ik misschien nooit meer opdrachten gekregen.’
Wanneer is voor u het moment gekomen dat u wist: hier kan ik mijn beroep van maken?
‘Dat was in het derde jaar, in het Sint-Lukas in Schaarbeek. Ik had een foto gemaakt van Paul Delvaux, een bekende surrealistische schilder. Mijn schoonvader was kinesist en verzorgde de man dagelijks en ging op zondag altijd een whisky bij hem drinken. Ik had mijn schoonvader toen gevraagd of ik hem mocht fotograferen. Dat was de eerste keer dat ik een portret had van iemand die belangrijk was en waarvan ik wist dat het wel eens een waardevolle foto zou kunnen zijn. Voor mij was dat het eerste besef dat ik moest doorzetten met fotografie. Maar twijfel is er zeker wel, heel vaak zelfs. Weet je, ik kom ook eigenlijk alleen maar naar buiten wanneer iets afgerond is, wanneer iets tegen de muur hangt. Dan zie ik al mijn overwinningen aan de muur hangen, de kleine veldslagen die ik wel heb gewonnen. Maar ik weet ook dat er heel veel foto’s zijn die ik gemist heb, of waarvan ik niet tevreden ben. Maar die hangen hier natuurlijk niet. Zo zie je ook mijn nederlagen niet en voel je de twijfel niet die ik voelde tijdens het hele proces.’
Kom je soms in de verleiding om het verhaal van die mensen soms bij de foto te plaatsen?
‘Wel, we zijn nu eigenlijk bezig met de naamkaartjes, met korte uitleg over wie de persoon is. Maar soms valt er ook gewoon weinig te zeggen. Er zijn bijvoorbeeld mensen die ik maar heel kort ontmoet heb, die wel wilden poseren maar na een minuut alweer weg gingen om te gaan surfen. Voor de eerste keer in mijn leven heb ik wel een blog aangemaakt. Of ja, ik ben er mee bezig, want ik heb nog maar een paar afleveringen. Eigenlijk hebben we pas later beseft dat we zoveel hadden meegemaakt, dat we mensen op zo’n bijzondere en grappige manier ontmoet hadden en er zoveel rare dingen gebeurden. Soms dacht ik zelfs: ‘’t Is precies Kuifje.’ Want uiteindelijk is dat wel het belangrijkste: om te vertellen hoe we bij die mensen zijn terechtgekomen.’
Een laatste vraag: wat gebeurt er eigenlijk met de foto’s na de tentoonstelling?
‘Euh, goeie vraag, dat weet ik zelf eigenlijk ook nog niet. Ik hoop dat ik de tentoonstelling nog eens ergens anders kan doen. Ik zou het heel fijn vinden om dit eigenlijk ook te tonen in Hawaï, California of Australië, waar ik heel veel mensen heb gefotografeerd. En dan denk ik ‘ja verdorie, jammer als het enkel hier zou blijven.’ Maar ik hoop dat dit nog een leven heeft, anders verdwijnt het in mijn opbergruimte. Dus ik hoop dat dit nog kan reizen.’