interview> “Volwassen worden is voor als je dood bent”
Navraag Saskia De Coster
“Wat alleen wij horen”, zo heet de nieuwste roman van schrijfster Saskia De Coster. Het is ondertussen al haar zevende literaire baby. “Tijd om alle remmen los te gooien,” vindt ze zelf.
Met haar nieuwste roman onder de arm zakte Saskia De Coster vorige week af naar literair café Barbóék. “Als het boek er eenmaal is, dan komt de boekenboerin in mij naar boven,” vertelt ze na de boekvoorstelling bij een kop koffie.“Als er belangstelling is, moet je daarop inspelen. Al zijn er natuurlijk grenzen, ik ben geen hoer. In badpak in P-magazine staan, heeft niets met mijn boeken te maken.”
Je bent in het Leuvense opgegroeid en studeerde in Leuven. Hoe kijk je terug op jouw studententijd?
Saskia De Coster: «Die was turbulent. Veel uitgaan en niets doen. Ik dacht bovendien dat ik de succesformule voor het schrijven gevonden had: uitgaan tot vroeg in de ochtend en dan een meesterwerk neerknallen. Ik heb dat jaren volgehouden, maar eigenlijk mislukte dat altijd.»
Was die periode nodig om de schrijver te worden die je nu bent?
De Coster: «Die periode heeft me vooral doen inzien dat ik tijd in te halen had. Dat gevoel maakt me heel hongerig. Ik heb totaal geen nood aan een pauze. Mijn studententijd was eigenlijk mijn pensioen. En na mijn pensioen ben ik tot bloei gekomen (lacht).»
Volgens critici zijn je nieuwste romans toegankelijker en minder complex dan je eerdere werk. Voel je die evolutie ook?
De Coster: «Ik hoop in elk geval dat er evolutie in mijn werk zit. Ik heb geen zin om telkens hetzelfde boek te schrijven. Als je begint als schrijver, wil je je eerst affirmeren. Mijn eerste boeken staan vol beeldspraak en surrealistische toestanden. Dat is een beetje pronkgedrag, “kijk wat ik allemaal kan”.»
«Nu besef ik dat niet alles puur uit verbeelding moet komen. Dat heeft iets zuurstofarms. Je moet impulsen van alle kanten halen.»
“Schrijven iseen drug”
Het lijkt een beetje op volwassen worden.
De Coster: «Ik ben eigenlijk enorm traag in volwassen worden (lacht). Volwassen worden is iets voor als je dood bent. Ik voel me ook helemaal geen schrijver. Dat is een etiket dat ze op mijn graf mogen zetten, maar niet nu.»
Hoe zou je jezelf dan wel omschrijven?
De Coster: «Het etiket schrijver houdt voor mij te veel dat opgeslotene in de bibliotheek van de literatuur in. Zo zie ik het niet. Ik vind taal belangrijk, maar heb ook andere dingen nodig, zoals de klankverhalen waar ik nu aan werk. Daarin werken woorden en geluiden samen. Noem mij dus liever een veroveraar dan een schrijver, omdat ik dingen wil proberen.»
JAPANS
Je werkt regelmatig samen met beeldende kunstenaars. Een ontsnappingspoging uit het schrijvershokje?
De Coster: «Zo zou ik het niet stellen. Ik wil die dingen gewoon doen. Mijn ouders stopten me vroeger in een hokje in de tuin omdat ze me te wild vonden. Daar heb ik heel mijn jeugd getekend en geschilderd. Ik schreef bij die tekeningen steeds zinnen. Dat hangt voor mij allemaal natuurlijk samen. Daarom zou ik ook liever in het Japans schrijven, ik hou van dat getekende schrift.»
“Een writer’sblock bestaatniet”
Dat beeldende vertaalt zich ook in je schrijfstijl, die bijna filmisch is.
De Coster: «Ik zie alles sterk voor mij wanneer ik schrijf. Ik hou niet van eindeloze beschrijvingen, maar wel van afbeelden in woorden. Alles moet fysiek en tastbaar zijn. Ik probeer woorden steeds over de rand te duwen, om ze te doen leven. Dat is iets wat ik geleerd heb van Peter Verhelst, die lang mijn mentor is geweest.»
Tijdens de boekvoorstelling daarnet vertelde je dat het schrijfproces bij jou heftig verloopt.
De Coster: «Dat is een totale ramp eigenlijk. Gestructureerd werken lukt niet. Schrijven is een soort van drug. Eenmaal je erin zit, wil je er niet meer uit. De landing is dan ook vaak moeilijk.»
«Daarom zijn deadlines goed, want dan moet je het afgeven. Het voelt zoals blokken voor een examen. Als het moet, kan je plots meer dan je zelf dacht. Daarna ben je alles weer vergeten. Dat heb ik bij mijn boeken ook, soms moet ik stukken opnieuw lezen omdat ik vergeten ben waarover ze gaan.»
“Uitgeversmoeten geenboekjesbakkerszijn”
Komen jouw boeken dan echt voort uit een gevoel dat je iets van je af moet schrijven?
De Coster: «Zo therapeutisch zou ik het niet stellen. Eerder dat wanneer een boek af is, er plaats vrijkomt voor iets nieuws. Al blijven er natuurlijk ideeën achter die je verder wilt uitwerken. Zo heb ik in Wat alleen wij horen de idee van een ik ten opzichte van een groep verdergezet uit Wij en ik.»
«Daarin ging het over hoe je je verhoudt ten opzichte van je familie, in mijn nieuwste boek gaat het over samenleven in één gebouw. Ik weet nu ook al wat ik met mijn volgende boek ga doen.»
Mogen wij dat ook al weten?
De Coster: «Dat wordt een hyperintieme inkijk in mijn hele geestesleven (lacht). Ik ben van plan om alle remmen los te gooien. Ik heb het stilistische voldoende onder de knie, nu wil ik de grens tussen het autobiografische en het verzinnen opzoeken.»
MONOCULTUUR
Bij een nieuw boek horen verkoopcijfers. Houdt dat je bezig?
De Coster: «Ik steek veel energie in het voorstellen van mijn boeken, maar de cijfers zelf doen me weinig. Als je die in perspectief bekijkt, blijven ze toch marginaal.»
«Neem nu bijvoorbeeld Canvas. De zender doet het momenteel slecht, maar zelfs hun slechtst bekeken programma heeft gemiddeld meer kijkers dan een boek. Dat het niet goed gaat, is in de eerste plaats de schuld van de boekensector zelf.»
«Uitgevers zouden een keurmerk moeten worden in plaats van boekjesbakkers. De boekensector zou best wat innovatiever kunnen zijn, in plaats van gewoon te publiceren en te hopen dat er iets inzit. Mensen zijn op zoek naar iets unieks in de monocultuur.»
Ben je bang dat de ideeën ooit op geraken?
De Coster: «Ik heb eerder schrik voor een explosie van ideeën. Zoals wanneer je slechte hasj rookt en je opeens zoveel beelden te zien krijgt dat je niet weet wat je ermee moet aanvangen.»
«Een writer’s block bestaat volgens mij niet. Dan zijn er externe dingen aan de hand. Het komt er dus eerder op aan om te zorgen dat de chaos rondom jou niet te groot wordt.»