interview> Navraag: Wim Helsen
‘Mijn voorliefde voor absurde wendingen is niet veranderd’
Zo heel af en toe durft een beir zich ook eens opstellen als een gewillig saapjen. Een gesprek met Wim Helsen over afscheid, absurditeit en boeken.
Wie Wim Helsen niet als cabaretier en absurde woordkunstenaar kent, kent hem vast als gastacteur uit De Ronde. Of jurylid in De Slimste Mens. Of vriend van de poëzie uit Man Bijt Hond.
Al zal Winteruur dezer dagen misschien meerdere belletjes doen rinkelen. Vier maal per week krijgt Helsen in zijn knusse winterstudio op Canvas een bekende over de vloer die er een kwartier lang over een persoonlijk aanvoelende tekst komt praten.
Zowat de hele beau monde van Vlaanderen is de afgelopen jaren wel eens in de bewuste zetel naast hem beland. Hij luistert, knikt, maakt zo nu en dan een absurde opmerking en stelt prikkelende vragen die zijn gasten doen openbloeien. Maar wanneer de rollen omdraaien, krijg je een andere Helsen te zien. Eentje die soms niet uit zijn woorden komt, maar dan op een goede manier. Hij denkt na, nuanceert en herformuleert. Af en toe neemt hij de omgeving in zich op. Alsof hij de wereld zoals die is in vraag stelt. En dat doet hij dan ook. Het surrealisme lijkt zelfs op een zonnige namiddag in het mooie Berchem nooit ver weg. Dat zal later in het gesprek nog blijken.
Na amper tien minuten gaat het recordertje al uit. Of hij niet nog even een sigaret mag gaan roken voor we er écht aan beginnen. Helsen heeft dan al uitgebreid en met veel liefde over de oorsprong van de naam ‘Mathilde’, zijn dochter, gesproken. Na een korte pauze nestelt hij zich weer in de zetel voor ons. Hij nipt eens van zijn koffie terwijl de ober een rijkelijk versierde omelet voor zijn neus schuift.
‘Doe maar hoor.’, lacht hij. ‘Ik kan eten en praten tegelijkertijd.’
Winteruur is nu alweer enkele weken op de buis. Welke tekst sprak jou tot dusver het meeste aan?
(denkt na) ‘Die van Pedro Elias. Dat was een stuk uit de biografie van Mark Oliver Everett, de zanger van Eels. Die man heeft een bijzonder heftig leven gehad. Hij heeft zijn vader gevonden toen die een hartaanval kreeg, zijn moeder is gek geworden en zijn zus heeft later zelfmoord gepleegd. Zijn favoriete nicht en tevens beste vriendin zat op een van de vliegtuigen van 9/11. Kort samengevat: een leven vol miserie.’
‘Het stukje tekst ging over hoe zijn zus en hij als kind elk een kerstbal met hun naam erop kregen. Daarmee speelden ze dan een spelletje. Diegene wiens kerstbal als eerste stuk ging, zou het eerst sterven. Kinderen verzinnen zo van die gruwelijke spelletjes. Mark begon tot grote ontsteltenis van zijn zus te jongleren met die ballen en liet per ongeluk die van zijn zus vallen.
Tien jaar later pleegt zij na een miserabel leven zelfmoord. Hij eindigt het stuk tekst met de zin: ‘ik wou dat het mijn bal was die stuk viel.’
Er zit zoveel in die tekst vervat. Zowel iets kinderlijk, grappig en speels als iets intriest, een diep schuldgevoel. Voor Pedro Elias, die ook bijgelovig is, betekende dat stuk ook heel veel.’
Verdriet, verlies en verwerking zijn ook een rode draad door jouw werk en leven. Je lijkt daar op een heel andere manier mee om te gaan dan veel mensen.
‘Dat is iets wat deel uitmaakt van ieders leven. Verlies of afscheid van iemand maar eigenlijk ook de hele tijd van alles rondom ons. Jij bent momenteel 24 (doelt op de interviewer, red.) dus je hebt al afscheid moeten nemen van een groot deel van je jeugd. Of dat zal binnenkort toch moeten gebeuren.’
‘Verlies kan pijnlijk zijn. Dat is het meestal ook, maar tegelijkertijd is het ook altijd ruimte scheppen. Als je het doet zonder weerstand te bieden is het een vreugdevol gebeuren. Het verdriet gewoon laten gebeuren, ik ervaar dat als heilzaam. Er is ruimte en verbinding en plezier. Alleen, een mens verliezen is heel radicaal en staat in contrast met alle andere vormen van afscheid die niet zo duidelijk zijn. Jullie zijn op een leeftijd dat het leven heel veel kansen biedt maar tegelijkertijd gaan er ook heel veel deuren weer toe. Je krijgt maar verliest ook mogelijkheden of vriendschappen. Het helpt om te aanvaarden dat dat gewoon het leven is.’
Enkele weken geleden zat je nog als jurylid in De Slimste Mens. Je leek daar redelijk ontspannen over de dood van je vader te praten.
‘Dat lijkt zo op dat moment. Ik kan ook grappen over de dood van mijn vader maken maar dat wil niet zeggen dat ik daar geen verdriet van heb gehad of soms zelfs nog heb. Maar op een gegeven moment is mijn verdriet op en dan maakt het plaats voor een liefdevolle herinnering.’
‘Mensen voelen zich vaak schuldig wanneer ze naar iemand vragen die gestorven is. Als je zegt ‘die is dood’ volgt vaak een grote ‘sorry, sorry, sorry’. Onverschilligheid voelt voor veel mensen raar aan. Het wringt terwijl het eigenlijk de normaalste zaak van de wereld is. Denk er maar eens over na. Het grootste deel van de wereld, heel de natuur en bijna alle mensen zijn onverschillig tegenover al het leed dat jij al hebt gehad en nog zult hebben. En dat is oké. Je kan je niet alles aantrekken, toch? Ik denk dat ik daar mijn volgende voorstelling rond wil bouwen. Over de onverschilligheid en hoe mensen daarmee omgaan. Soms hoor ik Rudi Vranckx weer praten en dan denk ik wel dat die dat allemaal meent en met de zaken in zit waarmee hij bezig is. Maar bij mij kan er soms niet echt meer iets bij.’
Waarom?
‘Omdat het altijd hetzelfde is. Het gaat steeds weer over hoe erg het allemaal is en het wordt precies nooit beter. Het is uitzichtloos omdat het met macht en politiek te maken heeft op plekken ver van ons.’
Denk je dat de wintersetting, het hele hygge-gevoel (Deens voor ‘gezelligheid) rond Winteruur bijdraagt aan de emotionele openheid van je gasten?
‘Ik moet eerlijk zeggen dat ik nooit over die vraag heb nagedacht. (denkt na). Als goede interviewee mag ik me natuurlijk niet laten vangen door zelf allerlei theorieën te verzinnen. Maar dat het programma ‘Winteruur’ heet en in de winter is, is natuurlijk geen toeval. Het begon bij Tom Lenaerts die me belde in de periode dat hij productiehuis Panenka ging opstarten. Toevallig had ik de dag daarvoor een interview met toenmalig dichter des vaderlands Charles Ducal beluisterd. Het oorspronkelijke idee was een programma van twintig minuten waarin een dichter het gedicht van een andere dichter meebracht en ik bracht dan een gedicht van hem mee. En dan praatten we dus over die twee gedichten.’
‘Tom was eerst niet echt gewonnen voor het plan omdat het niet echt tv-fähig was. Toen hij terugkwam van vakantie had hij het idee omgevormd tot het huidige Winteruur vanuit het idee: een boek lezen is iets om in de winter te doen, wanneer het buiten koud en binnen warm is. Dat klopt ook wel. In Scandinavië en IJsland wordt van oudsher veel gelezen, onder meer door de lange winters daar.’
‘Het is wellicht ook de bedoeling dat je het hygge-gevoel krijgt. Alle afleveringen worden ook in deze periode van het jaar opgenomen. Het is dus niet zo dat we al in de zomer beginnen draaien. Ik zet me dan uiteindelijk in die hele setting en zeg ‘doe maar’. De enige vereiste was dat er een dier bij was.’
Een dier?
‘Ja. Ik wilde eerst een koe of een schaap. In mijn verbeelding van Winteruur zaten we in een soort veranda-achtige setting die uitgaf op een weide waarin dan een koe of schaap zou grazen. Die locatie was helaas niet zo gemakkelijk te vinden dus is het Boris de hond geworden.’
Over lezen gesproken. Een naam die indruk op je heeft gelaten is dichter Paul van Ostaijen. Voor veel studenten misschien een vage herinnering uit het middelbaar maar voor jou niet.
Ik was vijftien toen ik van mijn vader een bloemlezing met gedichten van van Ostaijen kreeg. Ik ben dat blijven lezen en herlezen ook al snapte ik het niet altijd. Het speelse ritme en de absurditeit in die teksten sprak me enorm aan. Het is niet zomaar een soort absurditeit maar een vorm van absurditeit en wildheid die door iets wordt samengehouden. Dat had ik op latere leeftijd pas door. Kamagurka is ook zo iemand die via dezelfde absurditeit, gekheid en energie indruk op mij heeft nagelaten.
Abdelkader Benali heeft laatst in Winteruur nog van Ostaijen voorgedragen. De manier waarop hij het las, deed me ook weer op een andere manier naar het gedicht kijken. En dat is het fijne ook aan teksten, hoe je er later op een andere manier naar kan kijken. Er is zelfs een studie die stelt dat mensen de tweede keer meer van een boek of tekst genieten dan de eerste keer.
Manifesteert die drang naar absurditeit zich vandaag nog?
Mijn voorliefde voor absurde wendingen is niet veranderd. Ik ben er wel meer over gaan nadenken. Vroeger was dat enkel de herkenning en het plezier. Nu bekijk ik het bredere plaatje. Er zijn voortdurend dingen die gebeuren maar die niet benoemd worden. Mensen spelen voortdurend een rol. (de ober komt langs en vraagt of zijn omelet lekker was) Kijk! Dat dus! De ober speelt de rol van ober. Hij zegt zulke nietszeggende dingen als ‘heeft het gesmaakt?’ niet uit interesse, maar omdat dat bij zijn rol hoort. We doen alsof dat normaal is, maar het betekenisloze ervan is eigenlijk heel grappig. Voor mij is dat een uitnodiging om daarmee te spelen.
Je reciteert hier bijna letterlijk het werk van Erving Goffman. Wim Helsen zou naast cabaretier ook nog een goed socioloog zijn.
(lacht) Ik heb een vriend die ooit stelde dat iedereen die zijn levenspad kruist een figurant is. Wanneer iemand uit zijn zicht de hoek van de straat om was stopte die en at een broodje om even uit te rusten. Een narcistische en egocentrische zienswijze natuurlijk, maar op zich ook wel grappig. Ik weet niet of ik een goed socioloog zou zijn. Maar ik lees wel graag boeken over psychologie.’
En dan komen de mensen bij jou op de bank liggen in Winteruur. Lukt het nog om gasten te vinden?
‘De lijst met mensen die we willen uitnodigen is vooralsnog langer dan de lijst met mensen die we kunnen uitnodigen. Maar mocht er een vijfde seizoen komen dan zou ik graag sommige gasten opnieuw uitnodigen. Met een andere tekst uiteraard.’
Of dezelfde tekst maar met een ander verhaal.
‘Dat kan ook natuurlijk. We praten uiteindelijk maar tien minuten maar soms valt er nog zoveel meer te vertellen.’