recensie> Cabaretrecensie: De Bovengrens

Lebbis bewijst het belang van de hofnar

Hoewel hij in Nederland bekend raakte als duo-act, stond Lebbis vrijdagavond alleen op de planken van de Minnepoort. Maar ook solo bewijst hij waarom er nood is aan cabaret.

Nog niet overtuigd dat hofnarren nodig zijn? Lees dan deze Splinter, door Vincent Cuypers:

http://www.veto.be/artikel/spl...

Vlaanderen telt weinig cabaretiers pur sang – of ze moeten al Wim Helsen heten – dus moeten we voor performers van dat genre vaak over de grens met onze Noorderburen kijken. Cabaret onderscheidt zich immers van comedy door het doel van een voorstelling: comedy wil mensen laten lachen, cabaret doet hen nadenken, met behulp van de lach. De ervaring van Lebbis – de man is intussen zestig – toonde dat hij dat laatste vlotjes onder de knie heeft gekregen.

De ondergrens

De focus van de show ligt op de zogenaamde ‘bovengrens’ van de mensheid. Een begrip dat we best uitleggen aan de hand van de ‘ondergrens’. Die ondergrens wordt immers bereikt op het moment – voor de mens zo’n 40.000 jaar geleden – waarop aan de basisbehoeftes voldaan wordt, zoals voldoende eten, drinken, slaapplek. Die bovengrens is dan de hypothetische grens waar we als diersoort over kunnen gaan wanneer ‘we het zo goed hebben, dat het niet meer leuk wordt.’ Met dat kleine theoretische kader opent Lebbis de show, om daarna – als een Nederlandse John Oliver – problemen in de wereld aan te kaarten, aan de hand van een kwinkslag.

Want aan een preek heeft niemand behoefte, maar als diezelfde materie in een mop verpakt zit, zijn we als maatschappij gemakkelijker overtuigd van de boodschap. Waar de zaal in het begin wat schuchter reageert op de Nederlandse ad remheid – je piemel een high five geven omdat je een egeltje een golden shower gegeven hebt, bezorgt de conservatievere Vlaming een klein dilemma – krijgt Lebbis de zaal vlot mee. Gemakkelijke mopjes – over dat vervelende oranje mannetje aan de overkant van de oceaan – worden afgewisseld met poignante verhalen met een pointe die herhaaldelijk op buldergelach onthaald worden – denk aan dieven die een zware kluis uit Lebbis’ woonark ontvreemden, waar uiteindelijk niets van waarde in zit; ‘Ik heb nu een nieuwe kluis, maar daar zit enkel een schatkaart in!’

De hofnar

Het vele gelach ten spijt, is de basis van elk verhaal vaak een serieuze boodschap. Een demente oma die hij de lift uitstuurt, wordt voorafgegaan door een persoonlijk verhaal over zijn eigen dementerende vader. Het ‘bromfiets-bolleke’ wordt gelinkt aan de ziekte waar hij in 2014 mee te maken kreeg. En een boete die Lebbis kreeg omdat hij 3 km per uur te snel reed, wordt gekaderd door een emotioneel verhaal over een van zijn grote liefdes die hij tien jaar niet gezien heeft. Keer op keer toont Lebbis de flexibiliteit die cabaret zo groots maakt.

Hij wentelt zich met gemak in de rol van hofnar – de man die de waarheid over de koning mag verkondigen, omdat hij het doet met een grap – en bewijst daarbij het belang van dergelijke jesters. We weten immer dat we als maatschappij die bovengrens al lang voorbij zijn – ‘we leggen schaatsbanen aan in het Midden-Oosten, gewoon omdat het kan’ – en negeren het stemmetje in ons hoofd dat ons daarop poogt te wijzen maar al te vaak.

Lebbis kwijt zich echter voortreffelijk van de taak om dat stemmetje te extrapoleren en ons, op vermakelijke wijze, met de neus op de feiten te drukken. En door zijn vakkennis laten we het met graagte toe. In een eindpleidooi vraagt hij het publiek om meer schaarste te promoten – aan de hand van een hilarisch 18+1-gratisverhaal – en belooft hij ons dat hij bij kaarslicht komt optreden als de kerncentrales in Doel het uiteindelijk (even) begeven. Wij zullen alvast zorgen dat we erbij zijn.


Powered by Labrador CMS