artikel> Gelovige én wetenschapper, kan dat?
Ik geloof dat ik het weet
Kranten staan er vol van, talkshows gaan er op in, professoren, zelfs rectoren worden opgevoerd: het debat over geloof en wetenschap is levendiger dan ooit. Kun je geloven en weten tegelijk?
Voor de ene ‘uiteraard wel’, voor de andere ‘natuurlijk niet’ - de kwestie blijft actueel. Waar beter dan aan een katholieke universiteit om dat gesprek te voeren? Veto zocht zich een weg.
Een element dat in het debat vaak wordt opgevoerd is de evolutietheorie van Charles Darwin (1809-1892). Die zou tonen hoe religie achterhaald werd door de wetenschap. Darwin wilde aantonen dat planten- en diersoorten het resultaat zijn van een lang evolutieproces, volgens het principe van natuurlijke selectie. Daarbij zouden toevallige genetische afwijkingen nieuwe eigenschappen genereren, die het succes van een wezen al dan niet vergroten. Darwin ging in tegen de heersende Aristotelische opvatting, die uit ging van onveranderlijke soorten.
Twee wegen naar waarheid
Volgens em. prof. Herman De Dijn van het Hoger Insitituut voor Wijsbegeerte (HIW) zijn er een aantal manieren om naar de relatie tussen geloof en wetenschap te kijken: 'Sommigen beweren dat religie en wetenschap onvermijdelijk conflicteren. Er zijn integendeel zelfs twee manieren om beide te verzoenen. Ofwel zeg je dat het om twee vormen gaat om de waarheid te zoeken, die in dialoog moeten treden. Ofwel zie je ze als twee radicaal verschillende domeinen: het ene als kennis over de wereld, het andere als een zoektocht naar ultieme zin en betekenis.'
'De eerste visie impliceert dat geloofsopvattingen soms gewijzigd moeten worden. De theorie van Darwin dringt dan een nieuwe interpretatie van het scheppingsverhaal op. Volgens de tweede visie kan er eigenlijk geen conflict zijn, aangezien religie, evenmin als kunst of ethiek, steunt op theoretische inzichten. Religie heeft te maken met collectieve rituelen en symbolen waarin men zich verhoudt tot datgene waarin het in het menselijk leven werkelijk op aankomt: de kwetsbaarheid van al het menselijke, de problematiek van goed en kwaad, lijden en dood.'
Darwin zelf achtte zijn theorie niet onverenigbaar met een bepaalde scheppingsidee. Een evoluerende schepping leek hem geloofwaardiger dan dat de hele rijkdom van de natuur er in één bliksemflits zou staan, schreef hij in het vijftiende hoofdstuk van 'On the Origin of Species'.
Professor Martin Moors, ook emeritus van het HIW, en priester, sluit zich grotendeels aan bij prof. De Dijn. Het conflict tussen geloof en wetenschap is volgens hem een abstract probleem: 'Geloof is in de eerste plaats het engagement van een individueel leven voor de zinstichtende waarden van het evangelie, eerder dan een abstract wereldbeeld. Hetzelfde geldt voor wetenschap: religie en wetenschap zijn allebei commitments van concrete mensen. Als commitments volgen ze elk een eigen ethos waarmee beide zich hechten aan twee betekenisbronnen om over onze ene natuur- en levenswerkelijkheid te spreken. Een katholieke universiteit is het daarom aan zichzelf verplicht om de confrontatie en dialoog tussen beide te cultiveren.'
Grenzen aan wetenschap
Het debat over religie en wetenschap sluit uiteraard aan bij de vraag of mensen volledig rationeel kunnen zijn. Prof. De Dijn: 'Dat mensen strikt rationele wezens zouden zijn, is nonsens. Een volstrekt rationeel wezen is onmogelijk. Ook een wetenschapper is een mens. Voor een bioloog is de mens een zoogdier als alle andere. Maar betekent dat dat hij zijn vrouw en kinderen louter als zoogdieren moet zien? Alles kan object zijn van wetenschappelijk onderzoek, maar wetenschappelijk onderzoek is niet alles.'
Professor Moors pikt daar op in: 'Als we in de filosofie praten over God als schepper, dan zien we die idee rationeel als een dragende grond van de werkelijkheid. In religie is God echter ook een rechtvaardigende grond. Hij rechtvaardigt het bestaan en geeft er bestemming en zin aan. Je kan beide, filosofie én geloof, onder wetenschappelijke kritiek plaatsen, zonder angst dat die kritiek ieders eigenheid ooit zou negeren.'
Die religie speelt ook een rol in hoe individuen met wetenschap omgaan. Prof. Moors: 'Aan een katholieke universiteit staat de hele universitaire taak onder het perspectief van een 'christelijk humanistische' waardeschaal.'
De Dijn: 'Dat er levensbeschouwelijke grenzen worden opgelegd aan wetenschap hangt ook niet af van of je al dan niet katholiek bent. Dat is voor iedereen zo. Zelfs een niet-gelovige zal ethische grenzen opleggen, bijvoorbeeld aan experimenteren met mensen. Dat religie of ethiek achterhaald zijn door wetenschap is dus niet waar.' Prof. Moors besluit met de Engelse filosoof Chesterton (1874-1936): Een dwazerik is niet iemand die zijn verstand verloren heeft, maar iemand die alles verloren heeft, behalve zijn verstand.