RECENSIE THE MARRIAGE OF HEAVEN AND HELL
Het Arenbergorkest en het Leuvens Universitair Koor schommelen tussen hemel en hel
Het Arenbergorkest en het Leuvens Universitair Koor (LUK) verenigden vorige week hun krachten in The Marriage of Heaven and Hell. De samenwerking toont veel potentieel, maar komt niet altijd volledig tot zijn recht.
Na vier jaar voorbereiding brengt het Arenbergorkest, onder leiding van Roel Willems, en het Leuvens Universitair Koor (LUK), onder leiding van Kevin Hendrickx, een unieke voorstelling genaamd The Marriage of Heaven and Hell. Daarvoor baseerden de ensembles zich losjes op het gelijknamige literaire werk van William Blake. Het geheel werd voorzien van animaties ontworpen door Rune Callewaert.
In zijn werk schept Blake een wereld van tegenstellingen, maar ook een van orde: een wereld van chaos en balans. In hun versie van The Marriage of Heaven and Hell tonen beide ensembles aan dat ze dat evenwichtskoord goed kunnen bewandelen, met vallen en opstaan.
Groot potentieel
De Boodschapskapel van het Heilig Hartinstituut te Heverlee vormt het decor van het concert. Bij aanvang van het eerste deel staan beide ensembles opgesteld in het koor van het gebouw. Kevin Hendrickx zet in met Sogno di Volare van Christopher Tin en de avond is begonnen. Op de omstaande schermen prijken citaten uit het werk van William Blake. Zonder kennis van zaken lijkt het moeilijk om die te plaatsen; vele bezoekers fronsen dan ook de wenkbrauwen.
Desondanks gaat de voordracht goed van start. Sogno di Volare werd oorspronkelijk gecomponeerd als achtergrondmuziek voor het spel Civilization VI, en slaagt er in om het publiek mee te sleuren in zijn intense grip. Het stuk toont onmiddellijk het grote potentieel van de samenwerking, al wordt spijtig genoeg de rest van de avond hetzelfde niveau niet meer bereikt.
Met The 10th Doctor’s Theme legt het Arenbergorkest eindelijk haar volle talent bloot
Hendrickx vervolgt met Urlicht van Gustav Mahler en Blest Pair of Sirens van Hubert Parry. Beide stukken lopen in elkaar over en leggen de eerste moeilijkheden van het huwelijk bloot. Onverdiend wordt het Arenbergorkest soms schijnbaar in de steek gelaten door de dirigent en ondanks de sterke discipline van het LUK sterft Blest Pair of Sirens op een eentonige vlakte.
Na een overname door Roel Willems brengen de ensembles twee bekende werken van John Williams uit de originele Star Wars-trilogie. Lotte Bekaert en Jakob Vermunicht zetten een goede prestatie neer op fluit en hoorn in Princess Leia’s Theme en nemen ons mee naar de planeet Alderaan in het universum van licht en duisternis.
Concertmeester Thibaut Jacques redt het ensemble uiteindelijk van de duisternis en weet het stuk sterk af te sluiten. Het Arenbergorkest brengt vervolgens The Imperial March, maar slaagt er niet dit stuk in al zijn finesse over te brengen. De koperblazers kunnen moeilijk overtuigen, en de rest van het werk komt afgeplat over. De slechte kerkakoestiek zat hier mogelijk ook wel voor iets tussen.
De sterke discipline van het LUK
Het LUK vervolgt met Dies Irae van Michael Trotta en Lux Aeterna van Brian Schmidt, en brengt een overtuigende, geladen prestatie. Opnieuw onderscheidt het ensemble zich op basis van haar sterke discipline. Het Arenbergorkest neemt over met The 10th Doctor’s Theme, gecomponeerd door Murray Gold, en legt hiermee eindelijk haar volle talent bloot.
Met het voorlaatste stuk van het eerste deel, Baba Yetu van Christopher Tin, schuift de samenwerking voor het eerst ook thematisch onderuit. Solisten Aidin Matinfar, Lucas Verleyen en Esteban Van Asbroeck brengen een sterke prestatie, maar maken een nonchalante indruk. Hoewel het goed werd gebracht; past Baba Yetu structureel niet in de agenda.
De ensembles sluiten het eerste deel af met het ambitieuze Duel of the Fates, opnieuw van John Williams. Het vormt na Sogno di Volare het eerste stuk waarin de samenwerking opnieuw gedeeltelijk tot zijn recht komt. De akoestiek van de concertzaal, in combinatie met een onbenut potentieel van beide ensembles, zorgt er echter voor dat de kracht van het werk nooit helemaal de oppervlakte bereikt.
Wankelende balans
In het tweede deel opent het LUK met Stars, en positioneren ze zich hiermee ook letterlijk boven het publiek. Opnieuw gooit de akoestiek van het gebouw roet in het eten. De begeleidende, met water gevulde glazen en de gloeiende melodie slagen er niet in het publiek voldoende te bereiken. Four Knocks van Murray Gold geeft vervolgens het LUK de tijd om zich terug naar het voorste gedeelte van de zaal te begeven, en toont het Arenbergorkest vanuit een ander daglicht.
De samenwerking was duidelijk een uitdagende opgave voor beide ensembles
De samenwerking tussen de ensembles wordt met Vale Decem verdergezet, met een knappe prestatie door solisten Matthias Cruypelinck en Willem Kindt. Het gewicht lijkt op dat moment volledig te zijn doorgeslagen naar de kant van het LUK, het Arenbergorkest wordt weggeblazen en de balans gaat verloren.
Met To see a world van Sven-David Sandström brengt het LUK een moeilijke compositie die ongemakkelijk aansluit bij het Doctor Who-thema. Desondanks bewijzen ze met hun prestatie dat ze de uitdaging waardig zijn. Ze bevestigen dit vervolgens opnieuw met The Tyger van Andrew Miller. Het publiek kijkt vol fascinatie toe hoe ook dit thematische werk bijna moeiteloos door het LUK wordt gepresenteerd.
I am the Doctor sluit aan bij de eerdere Doctor Who-thema's. Het stuk bevat veel potentieel, maar wordt met weinig dynamiek gebracht door het orkest. Het opzwepende tempo trekt het publiek wel mee doorheen verschillende scènes van de televisieserie, en wordt halverwege vergezeld door bijbehorende fragmenten. Willems weet op meesterlijke wijze de twee te combineren, en hoewel dat als chaotisch werd ervaren, was het een niet te miskennen indrukwekkende prestatie.
Flirten met een hoge lat
Met Anakin's Betrayal kruisen beide ensembles opnieuw de degens, al is het onduidelijk wie er het meest gehavend uitkomt. In essentie is de compositie weinigzeggend zonder het gewicht van de eigenlijke Star Wars-scenes. Hoewel het stuk met sterke intonatie gebracht werd, lijkt de keuze ervoor niet op zijn plaats.
Op het eind van de avond sluiten de ensembles af met Ode to Death van Gustav Holst. Het is duidelijk dat deze zware compositie weegt op de conditie van de muzikanten: de stemmen zijn schor, de lippen doen pijn, de vingers kraken, maar de gelederen blijven overeind. Het stuk kan het tweede deel van het concert niet meer redden, maar wordt desondanks prachtig gebracht.
Het publiek barst uit in applaus en vraagt een verdiend bisnummer, een herneming van Sogno di Volare. De samenwerking was duidelijk een uitdagende opgave voor beide ensembles, en een appreciatie hiervoor lijkt meer dan op zijn plaats. De lat werd hoog gelegd en op veel momenten bereikt. Ondanks de enkele mindere momenten mogen beide ensembles gefeliciteerd worden voor een sterke prestatie.