artikel> Het verhaal van modestudente Noga Karpel
Gevierendeeld: van trouwjurkenblaadjes naar de Antwerpse Modeacademie
In 'Gevierendeeld' vieren we de kunst, maar vooral ook de kunststudenten. Ze vertellen over hun creatieve carrière en inspiratiebronnen. Modestudente Noga Karpel bijt de spits af.
Het verhaal van Noga begint vroeg: ze kan zich geen dag uit haar jeugd herinneren waarop ze niet bezig was met kledij. Dat was iets waar ze zich als Israëlische jongedame toch wat voor schaamde. Niet omdat het taboe was, wel omdat ze zich alleen voelde in die passie. Ze zag bijna niemand om zich heen die bezig was met deze kunst. Laat staan dat er dan nog eens mensen waren die kledingstukken als mode zagen, en niet louter als iets praktisch.
Toch bleef ze gestaag bezig. Ze deed onderzoek, ontdekte steeds meer over het veld en verzekerde zichzelf van een plekje aan een modeacademie in Israël. Ze was helemaal klaar om zich onder te dompelen, maar… Iets vanbinnen wrong. Halsoverkop vloog ze naar Antwerpen, deed er een toelatingsproef en zo geschiedde. De deuren van de Antwerpse Modeacademie zwierden zich open, en meteen voelde ze zich er thuis.
Liefde voor vrouwelijke elegantie
Hier waren zo ontzettend veel mensen bezig met kledij, met kunst en met creëren op dezelfde manier als haar zo eenzaam doch nauw aan het hart had gelegen. Nu, een studie later, staat ze sterk in haar hielen. Hielen, niet schoenen, want Noga is altijd al verliefd geweest op de bijna extreme uiting van royale elegantie. Verliefd op de normen en waarden rond vrouwelijke perfectie en de daaraan gekoppelde uiting van schoonheid.
Deze obsessie groeide uit urenlang pieren naar trouwjurkenblaadjes die ze als tiener in de postbus vond. De poserende dames en hun jurken bestudeerde ze uitvoerig. Ze schreef rondom hen de advertentiepagina’s vol glossen, knipte ze uit, maakte er volledige collages van en tekende ze na. 'Als ik die dingen nu terug bekijk', zegt ze, 'is dat allemaal zo kitsch! Maar als kind wist ik niet beter. En dat is natuurlijk oke!'
Wie mooi wil zijn, moet soms lijden
Dit ideaalbeeld van de vrouw bleef wel plakken. Het lijkt haar vaak bijna te prachtig, te weelderig, als een façade waarachter zich veel meer schuilhoudt. Hoe we eruitzien vanbuiten en hoe dat voelt vanbinnen blijkt zowel een beklemming als een toevluchtsoord. Uit deze gedachtestroom vloeit haar kunstpraktijk voort.
Ze zet dit dubbelzijdig kling vaak in contrast in haar collecties. Schoonheid, lieflijkheid, zachtheid en fragiliteit staan in haar werk tegenover de pijnlijke waarheid van het gewicht van de sociale schoonheidsidealen.
In haar collecties I’ve been to hell and back en Something’s wrong zien we onder andere een pak dat van ver verrijkt lijkt met een rood, broos bloemenpatroon. Maar als je van dichterbij kijkt zie je dat het bloedvlekken zijn. Een ander werk is haar 'sofajas', gemaakt van de gerecupereerde stof van een sofa uit de Kringloopwinkel, waarin de drager met louter de borsten ontbloot toch sterk lijkt. Verpakt, of toch beschermd?