artikel> Poëzie van prominenten
Eens Dichter Bij Bart Raymaekers
Wie anders dan Bart Raymaekers, vicerector van Cultuur, is de geschikte persoon om de spits af te bijten van onze nieuwe rubriek “Eens Dichter Bij…”? Hij deelde met ons zijn favoriete stukje poëzie.
Voor een dag van morgen
Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan de wind,
die in de bomen klimt
of uit de takken valt,
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan een kind
dat jong genoeg is om het te begrijpen.
Vertel het aan een dier,
misschien alleen door het aan te kijken.
Vertel het aan de huizen van steen,
vertel het aan de stad
hoe lief ik je had.
Maar zeg het aan geen mens,
ze zouden je niet geloven.
Ze zouden niet willen geloven dat
alleen maar een man
alleen maar een vrouw
dat een mens een mens zo liefhad
als ik jou.
Voor een dag van morgen is een gedicht van de Nederlandse dichter Hans Andreus, die deel uitmaakte van de Vijftigers. Deze groep van dichters ontstond eind jaren ’40 en verwierf vooral bekendheid met het schrijven van experimentele gedichten, ook wel 'vrije poëzie' genoemd. Ze geloofden sterk dat alles wat de vrijheid of - meer bepaald - de vrije expressie in de weg stond, moest worden bestreden met spontaniteit.
Hoewel dit gedicht erg toegankelijk is door zijn leestekens, interpunctie en af en toe wat rijm, was het omgekeerde vaak het geval bij de Vijftigers. De vrije poëzie van de Vijftigers resulteerde dan vaak in gedichten zonder rijm, met zinnen die grammaticaal niet klopten. De strofes waren meestal onregelmatig en interpunctie ontbrak.
Het hoofdpersonage vertelt hoe de bomen en de dieren beter in staat zijn om zijn boodschap te begrijpen dan de mensen in zijn omgeving. Raymaekers stelt 'hoe ouder en wijzer je wordt, hoe minder je de eenvoudige dingen dreigt te begrijpen'. Verder vertrouwt hij nog toe: “Het is een thema dat voor de academische wereld, en zeker voor vicerectoren van boven de 50, heel erg van toepassing is.”
Voor Raymaekers was dit één van de eerste gedichten die hij zelf leerde kennen. Hij kwam het tegen aan het einde van zijn middelbare schoolcarrière en is het steeds blijven koesteren als een gedicht dat buiten de klassieke canon valt en toch poëzie is.