KLEINE KUNST

De Reuzeninktvis

Kunst hoeft niet monumentaal te zijn om iets te vertellen. 'Kleine kunst' herbergt woordkunst in haar fijnste vorm, om in te verzinken, te overpeinzen en van te genieten.

Gepubliceerd

Toen ik deze ochtend wakker werd, was je nog steeds weg. Het slaapkamerraam is aan de binnenkant bevroren en ik zou kunnen zweren dat ik de afdruk van jouw hoofd in het hoofdkussen zag. Buiten kibbelen de honden tegen elkaar. Ik luister ingespannen naar hun gesprekken. Het klinkt een beetje zoals jij en ik, neus aan neus, in het koele gras.

Samen met de eerste zonnestralen verdwijnen de herinneringen door de kieren van het oude huis, en dan ben ik alleen. Op de vensterbank staat een oude spinnenplant, haar bladeren hebben de grijsgroene kleur van het gebrek aan water. De planten waren natuurlijk ook jouw idee. Op het terras stapelen de bloempotten zich op, vol verdroogde bladeren en gebarsten aarde.

Ik tel tot tien en spring uit bed. Vliegensvlug ruil ik mijn pyjama voor mijn kleren van gisteren. De trap kraakt met elke voetstap die ik zet. Beneden gekomen is het warmer, een kan koffie staat op het aanrecht, al lang afgekoeld. De post van twee weken geleden ligt in twee keurige stapeltjes op de keukentafel, brieven en reclameboekjes apart.

De koele mist omgeeft me het moment dat ik een stap buiten de deur zet. Druppeltjes vormen zich rond mijn wimpers en het vochtige gras dringt door mijn versleten schoenen. Halverwege de grashelling draai ik me nog eens om en kijk naar het eenzame huis. Tussen het verblindende groen is het een kale plek, onbewoond, ongeliefd. Op het hoogste punt van de heuvel gekomen, kijk ik boven de mistbanken uit en een schuchter zonnetje breekt door de wolken. Ik denk niet meer aan wat er achter me ligt.

Op de kade vind ik de vertrouwde verzameling krotjes en kraampjes. Gure types zitten er op melkkratten een appel te schillen of hun eerste biertje van de dag te drinken. Ik kijk zelfzeker rond in de hoop iemands aandacht te trekken, maar ze weigeren standvastig. Het gevoel onzichtbaar te zijn overvalt me. Dat blijkt me wel te liggen, ik rek mijn spieren maar eens stevig, gooi mijn armen in de lucht, draai mijn hoofd in alle mogelijke richtingen, strek zelfs even mijn tenen.

Dan slenter ik verder, naar de waterkant, tot aan het randje. Daar buig ik door mijn knieën om zo dicht mogelijk bij het water te komen. Ik zie mezelf weerspiegeld in de rustig kabbelende massa en schrik van mijn eigen harde ogen, als twee zwarte spinnen in een web.

Links van mij onderscheid ik de zwarte afgebladerde boeg: De Reuzeninktvis. In de verte zie ik onze oude baas rondlopen op het dek, fluitend en in zichzelf grinnikend. Ik denk dat ik de muffe geur van oude koffie en sigarettenrook van hier kan ruiken. Hij was altijd al mager, nu lijkt hij wel doorzichtig. Ooit was hij voor mij een tweede vader, nu slechts een spook op een spookschip.

Dan denk ik terug aan die doodgewone donderdag, afgelopen zomer. Je angstige gezicht toen je je evenwicht verloor. De manier waarop je haar ronddreef op het water, overgegeven aan de golven. Het lange wachten. Mijn stem die langzaamaan schor werd en de zon die onderging, onbekommerd. Het had niets weg van de films.

Powered by Labrador CMS