INTERVIEW SINKING SIDEWAYS

'De meeste mensen weten nog altijd niet wat circus kan zijn'

Sinking Sideways is een hedendaags circuscollectief gespecialiseerd in dansacrobatie. Leden Raff Pringuet en Dries Vanwalle vertellen over de spectaculariteit van circus, steltenlopers op de Gentse Feesten en de schoonheid van restrictie.

Gepubliceerd

Dries Vanwalle, Raff Pringuet en Xenia Bannuscher leerden elkaar kennen tijdens hun opleiding aan de Codarts Hogeschool voor de Kunsten in Rotterdam. Na hun afstuderen richtten ze vanuit een gedeelde passie voor dansacrobatie het circuscollectief Sinking Sideways op. Op 13 en 14 mei spelen ze hun nieuwste voorstelling Cécile op het circusfestival CIRKL in Leuven.

Circus wordt vaak gezien als een combinatie van sport en (podium)kunst. Ervaren jullie dat ook zo?
Dries Vanwalle: 'Ik wist niet dat het zo werd gezien! Ik dacht dat veel mensen bij circus enkel aan clowns en goochelaars denken. Ik ben echt blij dat mensen dat anders beginnen te zien. Het idee van een mix tussen sport en (podium)kunst past misschien niet bij alles van hedendaags circus, maar wel heel goed bij de stijl die wij doen.'

Met initiatieven zoals CIRKL en de circuswerkplaats Cirklabo van 30CC lijkt circus de laatste jaren meer aanwezig te zijn in de culturele sector. Is de status van de discipline aan het evolueren?
Vanwalle: 'Ik denk dat er in België wel een geleidelijke evolutie gaande is, maar dat het meestal nog redelijk beperkt blijft tot een bepaald publiek. De meeste mensen weten nog altijd niet wat circus is of kan zijn. Maar er is inderdaad verandering: over het algemeen kijken mensen niet meer op circus neer en sommigen zien het echt als een kunstvorm.'

'Toeschouwers verwachten bij circus een soort spectaculariteit'

Raff Pringuet

'Het is vooral moeilijk om de mensen te bereiken die niet weten wat modern circus is. Hedendaags circus speelt minder in de kleine dorpen omdat daar minder grote of geen theaters zijn. Er worden wel projecten georganiseerd om hedendaags circus ook naar het platteland te brengen, maar het blijft moeilijk om een publiek aan te trekken. De verwachtingen over circus zijn daar nog steeds anders.'

Raff Pringuet: 'De afgelopen jaren is er wel een grote groei in de ondersteuning van circuscompagnieën vanuit theaterhuizen of cultuurcentra zoals 30CC in Leuven. Ook de jeugdcircusscholen, waar circus als hobby door kinderen wordt beoefend, zijn gigantisch aan het groeien.'

Hoe zijn jullie bij circus terechtgekomen, aangezien hedendaags circus vroeger nog niet zo bekend was?
Pringuet: 'Een van mijn vrienden uit de lagere school is in circus Ronaldo geboren. Zo ben ik met het circus in contact gekomen en ben ik zelf aan de circusschool gestart. Ik ben het daarna steeds intensiever beginnen te doen. En nu is het zelfs mijn job! (lacht)'

Vanwalle: 'Bij mij zijn er twee verhalen. Het verhaal dat mijn ouders vertellen is dat ik op de Gentse Feesten een steltenloper zag en zei dat ik dat ook wou doen. Mijn eigen verhaal is anders. Ik wilde voetballen, maar omdat ik een verlegen kind was vreesden mijn ouders dat het niet goed zou komen als een trainer op mij zou roepen. Nadat ik naar een match was gaan kijken, wou ik het zelf niet meer doen. Mijn ouders lieten me toen circus proberen.'

Wat geeft circus als kunstvorm zijn eigenheid?
Pringuet: 'Circus heeft een soort van spectaculariteit, of dat is toch zeker de verwachting van de toeschouwers. In het algemeen zit er in circus het risico dat er iets fout kan gaan. Dat is voor veel mensen heel herkenbaar uit hun alledaagse leven en daarin zit ook de kracht van circus. Maar wij proberen net af te stappen van die verwachting van spectaculariteit door circus breder te zien dan dat.'

Jullie zijn zelf gespecialiseerd in dansacrobatie. Waarom valt die discipline onder circus en niet onder dans?
Pringuet: 'Ik denk dat het vooral onze achtergrond is. Wij zijn gestart vanuit circus voor de creatie van onze voorstellingen. Het is een andere input dan bij een dansvoorstelling, omdat er nog altijd trucs van het circus in zitten. We gebruiken echter ook dans, of toch op zijn minst choreografie. Is dat dan dans? Is het circus? Het is een beetje op de rand. Mensen mogen het zien hoe ze willen.'

Is die passie voor dansacrobatie ontstaan toen jullie samen op school zaten of was die ervoor al begonnen?
Pringuet: 'Ik denk dat de passie voor ons alle drie al eerder is begonnen, want om aan Codarts te kunnen beginnen moet je voor een specifieke discipline auditie doen en dat was bij ons alle drie dansacrobatie.'

'Omdat we drie totaal verschillende lichamen hebben, zien identieke bewegingen er nog altijd anders uit'

Dries Vanwalle

Vanwalle: 'Ik was eigenlijk een jongleur. Toen ik zestien was, besliste ik dat ik naar Codarts wou gaan. Volgens mijn leerkrachten moest ik daarvoor wel een basisniveau acrobatie hebben, daarom nam ik een extra les acrobatie. Dat vond ik tof en zo ben ik meer en meer lessen beginnen te nemen. Uiteindelijk jongleerde ik niet meer en sindsdien doe ik alleen nog acrobatie.'

Pringuet: 'Ik ben ook als jongleur begonnen, maar in de circushumaniora in Leuven hadden we verplichte acrobatielessen. Eerst was het hand-to-hand acrobatie, met een partner, en dan soloacrobatie. Zo ben ik op de acrobatie verliefd geworden.'

Jullie nieuwe voorstelling heet 'Cécile', jullie vorige heette 'René'. Schuilt er een betekenis achter die namen?
Pringuet: 'In het begin hadden die namen geen betekenis. We hebben ze gekozen omdat je vrij vroeg in het creatieproces een naam moet geven aan iets heel abstracts. Op dat moment weet je nog niet wat de voorstelling is of wordt. Gaandeweg krijgt die naam echter heel veel betekenis. René en Cécile werden dan creaturen waarmee we als het ware opgroeiden. Bij de première lijkt het dan een soort geboorte. Het is alsof je een kind op de wereld zet waarin je veel tijd hebt geïnvesteerd en waarin je veel energie hebt gestoken.'

In 'Cécile' staat de oneindigheidslus centraal. Wat betekent dat en vanwaar die keuze?
Pringuet: 'Het is begonnen met de interesse voor jongleren. Dan kwam de vraag hoe we dat konden vertalen naar onze bewegingstaal. Al snel kwamen we op het idee om het jongleerpatroon na te bootsen, waarbij iedereen in een soort oneindigheidslus door elkaar beweegt.'

Vanwalle: 'Wij nemen dus eigenlijk met ons lichaam de plaats in van de jongleerobjecten in het jongleerpatroon. Dan zien we wat er met ons drieën mogelijk is binnen dat patroon. We werken op een gelimiteerde oppervlakte waarop we elkaar moeten kruisen en over en onder elkaar moeten bewegen.'

In jullie bewegingen zijn jullie onderling heel afhankelijk van elkaar, jullie worden een soort eenheid. Hoe ervaren jullie die samenhorigheid in jullie bewegingen?
Vanwalle: 'Ik vind het een interessant proces omdat we drie totaal verschillende lichamen hebben. Als we exact dezelfde beweging doen, ziet dat er nog altijd anders uit. We proberen wel een manier te vinden om zo dicht mogelijk bij elkaar te blijven, maar ik zou als publiek ook geen robots op het podium willen zien. Het is net mooi om te zien hoe bewegingen hier en daar een klein beetje verschillen, gewoon omdat iemand kleiner is of langere armen heeft. Doordat we de bewegingen zoveel herhalen, kan het publiek die details goed zien. '

Wat willen jullie met dat repetitieve aantonen?
Pringuet: 'Als je heel gelimiteerd werkt door bijvoorbeeld één patroon te kiezen, dan is het interessant om te zien dat je nog steeds oneindig veel mogelijkheden hebt. Hoewel je focust op één patroon, kun je nog altijd heel veel verschillende variaties maken. Dat is de schoonheid van de restrictie.'

Powered by Labrador CMS