longread> Interview: Zeger Debyser
‘Ze noemen mij een rebel, maar ik ben geen rebel, denk ik’
In deze nieuwe reeks, 'Prof & Soc', interviewen we professoren die zich maatschappelijk, politiek of sociaal hebben ingezet voor de samenleving of dat nog steeds doen. Deze week: Zeger Debyser.
De naam Zeger Debyser zal bij de gemiddelde Veto-lezer wel een belletje doen rinkelen. Debyser is naast professor aan de KU Leuven ook gemeenteraadslid en zelfs fractieleider van de N-VA in de Leuvense gemeenteraad. Hij verschijnt dan ook regelmatig in deze krant.
Zo ook deze week, trouwens. Op pagina twee vindt u een lezersbrief van zijn hand naar aanleiding van een kritisch artikel over een voorstel van de Leuvense N-VA dat vorige week in Veto verscheen. Zo staat Debyser gekend: scherp en niet bang van de confrontatie. Het kenmerkt niet alleen zijn persoon, maar ook de politicus én de professor. In de gemeenteraad komt het dan ook niet zelden tot aanvaringen met burgervader Louis Tobback.
Zeger Debyser (°1965) is een telg uit een huwelijk tussen een West-Vlaamse boerenzoon en een Leuvense dochter van vader Debysers kotbaas in de Naamsestraat. Na een studie Geneeskunde in Leuven, keerde vader Debyser terug naar Brugge om huisarts te worden. Daar kreeg het koppel vier kinderen, waaronder Zeger.
Wie Zeger Debyser als Leuvense N-VA politicus kent, verbaast zich misschien over de West-Vlaamse roots van de Leuvense politicus. Niettemin verhuisde hij snel naar Leuven. Vader Debyser kreeg namelijk multiple sclerose (MS) en ging naar Leuven om zich in klinische biologie te specialiseren, aangezien het werk van huisarts door de ziekte onmogelijk geworden was. Het gezin volgde in zijn kielzog. Later keerden ze terug naar West-Vlaanderen, dit keer naar Kortrijk, waar vader Debyser als specialist ging werken.
‘Ik heb de werkkracht en koppigheid van een West-Vlaming, maar het levensgenot van de Brabanders’, zegt Debyser over zijn jeugdige omzwervingen. Als achttienjarige koos hij voor een opleiding aan de Kulak.
De keuze viel op geneeskunde. ‘Ik wilde dat al doen voor zo ver ik terug kan kijken. Ik denk dat de ziekte van mijn papa daar mee te maken had. Ik wilde onderzoek doen. Ik had zeker geen probleem met de zorg van patiënten, maar ik wilde vooral geneeskunde doen om ziektes te onderzoeken en te genezen. Vanaf het begin eigenlijk.’
In het begin lag zijn focus op MS. ‘Toen, en nog altijd, waren er mensen die denken dat MS door een retrovirus wordt veroorzaakt. Mijn vader dacht dat eigenlijk zelf ook.’
Aan de Kulak was Debyser actief in het presidium (‘ik ben pro-Kulak!’) en leerde er zijn latere echtgenote professor Veerle Baekelandt kennen. Hij stapelde de uitstekende punten op en ging in Leuven als vrijwilliger-student in het labo werken, om onderzoek te doen naar HIV bij Erik De Clercq in het Rega Instituut. Dat was in 1986.
'In Rwanda dacht ik: Ik kan méér doen met mijn kennis en labo-ervaring dan hier maar een aantal mensen helpen'
‘Dat was een uitdaging’, vertelt Debyser. HIV werd pas in 1983 ontdekt. De legendarische Paul Janssen, voor Debyser één van de grootste Vlaamse wetenschappers aller tijden, had een nieuw geneesmiddel ontwikkeld voor HIV waarvan men niet goed wist hoe het werkte. ‘Dat werd uiteindelijk het onderwerp van mijn scriptie, en ik heb dan eigenlijk - eerder toevallig - gevonden hoe dat in elkaar zat. Na mijn opleiding tot arts ben ik dan ook onmiddellijk met een doctoraat begonnen. Ik zat toen met Paul Janssen bij hem thuis aan tafel. Als klein manneke was dat natuurlijk fantastisch.’
Het onderwerp HIV zou Debyser niet meer loslaten, al bleef ook de interesse voor MS. Na de derde kandidatuur vertrok hij voor een aantal weken naar Rwanda om er vrijwilligerswerk te doen. Het was een periode waarin Debyser twijfelde om later permanent naar Afrika te vertrekken. ‘Ik zag daar hoe mensen massaal aan aids sterven. Toen heb ik tegen mezelf gezegd: ik móét onderzoek doen. Ik kan méér doen met mijn kennis en labo-ervaring dan hier maar een aantal mensen helpen.’
Buitenbeentje
Vandaag is Zeger Debyser hoofd van de onderzoekseenheid Moleculaire Virologie en Gentherapie, waar hij nog steeds actief verder werkt op HIV. Het centrum probeert fundamenteel onderzoek te combineren met praktisch gericht onderzoek en toepassingen. ‘De bedoeling is om echt basisonderzoek te doen, nieuwe dingen te vinden en origineel te zijn.’
De vorming van het centrum heeft heel wat voeten in de aarde gehad, te veel om hier op te noemen. ‘We zijn begonnen in de kelders van Sint-Rafaël’, vertelt Debyser. Moleculaire Virologie en Gentherapie is een buitenbeentje: het werd bottom-up opgericht door Debyser zelf en enthousiaste collega’s als een soort academische spin-off.
‘Hoewel de universiteit eigenlijk een plaats is waar mensen creatief willen zijn, is ze eigenlijk een heel log en gestructureerd systeem'
, lacht Debyser. De alternatieve manier van kijken naar de universiteit en onderzoek heeft ongetwijfeld te maken met Debysers ervaringen in de VS, waar hij onder andere twee jaar aan Harvard onderzoek deed. ‘Ik had aanpassingsproblemen bij mijn terugkomst. In Harvard kreeg ik heel veel kansen. Als ik hier terugkwam, vroeg ik mij af: ‘Wat is dat hier?’ Het voelde aan als een keurslijf.’
‘Hoewel de universiteit eigenlijk een plaats is waar je heel veel mensen hebt die veel willen nadenken en creatief zijn, is ze eigenlijk een heel log en gestructureerd systeem, opgedeeld in hokjes, met alle nadelen van dien. Als je mensen hebt die wat buiten de lijntjes kleuren, botst dat heel snel.’
Debyser is naar eigen zeggen dan ook altijd actief geweest achter de schermen. ‘Sommigen noemen dat tegen de schenen schoppen. Ik vind dat de dingen proberen te verbeteren. Vanuit ons organisch gegroeid samenwerkingsverband stoten wij soms op beperkingen die anderen niet ervaren.’
Een anekdote demonstreert die attitude: ‘Ik ben vijf jaar lid geweest van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid. In het begin was dat niet gemakkelijk als luis in de pels. André Oosterlinck zat daarin voor de KU Leuven, ik zat erin voor het middenveld. Vanuit mijn onderzoeksactivistische houding probeerde ik de stem van de onderzoeker te laten spreken. Een van de eerste keren had ik een aanvaring met Oosterlinck. Ik had de ere-rector publiekelijk tegengesproken, wat eigenlijk not done is. Achteraf kwam Oosterlinck naar mij en zei: ‘Kom eens naar mijn bureau.’
'Toen ik uiteindelijk op die afspraak was, zei de rector: ‘Zeger Debyser, ze zeggen mij dat gij ne moeilijke mens zijt’. Waarop ik antwoordde: ‘Met permissie, mijnheer Oosterlinck, dat zeggen ze van u ook.’ Waarop Oosterlinck in lachen uitbarstte. Sindsdien komen we goed overeen.’
Maar of die rigide structuur aan de universiteit verbeterd is? Neen, vindt Debyser resoluut. Van de groepsstructuur is hij bijvoorbeeld geen fan. Die groepsstructuur deelt de KU Leuven in in drie delen (Wetenschap en Technologie, Biomedische Wetenschappen en Humane Wetenschappen) met elk een eigen vicerector. ‘Die groepsstructuur blokkeert interdisciplinariteit en zorgt voor te veel concurrentie, terwijl interdisciplinariteit juist de sterkte van de universiteit is.’
In een interview met Akuut, het kringblad van Medica, liet de Debyser zich eerder kritisch uit over het gebrek aan inspraak. ‘Vroeger hadden wij nog een decaan die zowel voor onderzoek als onderwijs bevoegd was. Nu is de decaan alleen voor onderwijs bevoegd. Naar de faculteitsraad komt nu nog vijf man. Vroeger was er op de faculteitsraad wél debat, en daar was publiek! Nu zit alles van onderzoek binnen het departement of groepsbestuur. Dat zijn heel beperkte vergaderingen, daar is ook geen debat.’
Dat gebrek aan debat vindt Debyser zonde. ‘Vroeger ging ik graag naar de faculteitsraad, zelfs gewoon om te luisteren. Er waren afwijkende meningen die anderen konden horen. Nu moet je eigenlijk al een kwaaie mail sturen of een opiniestuk beginnen schrijven in een krant .. maar wat een zotte manier! Ik wil gewoon binnen de universiteit een debat kunnen voeren.’
'Er is nu een herverkiezing van de rector zonder dat de vicerectoren rekenschap aan iemand moeten afleggen. Heel raar, vind ik'
Is er dan iets veranderd onder Rik Torfs, de rector die van meer debat een verkiezingsbelofte maakte? ‘Hij is de rector die het meest toegankelijk is. Hij is ook iemand die expliciet stelt dat we meer ‘rebellen’ nodig hebben aan de universiteit. Wil dat zeggen dat hij daarom heilig is en perfect? Nee. Torfs heeft bovendien de structuur van de groepen en departementen geërfd.’
‘De rector is het uithangbord, maar de vicerectoren zijn even cruciaal voor de werking van de KU Leuven. En dat is het straffe: er is amper debat op dat niveau, terwijl de vicerectoren zelf zoveel kunnen beslissen! Er zijn bijna geen checks and balances, ze worden evenmin verkozen. En dat stoort mij: ze kunnen dus ook niet ‘electoraal’ worden geëvalueerd. Er is nu een herverkiezing van de rector zonder dat de vicerectoren rekenschap aan iemand moeten afleggen. Heel raar, vind ik.’
De onvermijdelijke vraag dringt zich op: heeft Debyser beleidsambities binnen de KU Leuven? Hij zucht. ‘Goh. Ja. Ik zou dat graag doen, maar het is niet altijd combineerbaar met politieke ambities. Ik ben fractieleider van de Leuvense N-VA geworden omdat mijn voorganger vicerector is. Je kunt die twee dus niet combineren.’
Groene én sociale jongen
De politiek dus. In 2012 stond Debyser op de vijfde plaats van de Leuvense N-VA lijst. ‘Ik wil echt graag op de lijst staan in 2018, zodat mijn kiezers mij kunnen beoordelen. Mensen moeten kunnen zeggen of ik het goed of slecht gedaan heb.’
De keuze voor de N-VA lijkt in retrospect logisch, want Debyser komt uit een echt Volksunie-nest. Na het uiteenvallen van de Volksunie koos hij resoluut voor de N-VA en zo is hij lid van het eerste uur. ‘Dat was plezant, dat was nieuw, dat was rebels.’
Sinds 2001 bleef Debsyer lid maar kon hij wegens tijdgebrek niet actief zijn. In 2006 werd hij door zowel mensen van N-VA als CD&V gevraagd om op de kartel-lijst te staan. Debyser weigerde, alweer vooral wegens tijdgebrek.
In 2012 werden de rollen omgedraaid en kwam Debyser zélf bij de N-VA aankloppen. Hij belandde prompt op plaats vijf en werd verkozen als gemeenteraadslid. Zoals bekend schopte hij het nadien tot fractieleider, na het vertrek van Danny Pieters.
De afgelopen vijf jaar is de N-VA natuurlijk sterk veranderd. Het Vlaams-nationalistische programma werd in de koelkast gestopt, de partij werd overspoeld door politici uit andere partijen en voerde een sterk rechts regeringsbeleid gefocust op besparen.
Hoe zag Debyser zelf de N-VA veranderen? ‘Dat is dubbel natuurlijk. Er is een verschil tussen de mensen die het eerste uur hebben meegemaakt en degenen die er later zijn bijgekomen. Degenen van het begin weten dat het kan verkeren.’
'Er zijn bij de N-VA de opportunisten gekomen. Je ziet dat gebeuren en je kan het niet tegenhouden'
De begindagen van de N-VA waren inderdaad niet altijd prettig. (fel) ‘Je werd door iedereen uitgelachen. We zijn echt door de woestijn moeten gaan. Het succes dat toen gekomen is, zeker de eerste keer, was echt overweldigend.’
‘En dan zijn er enkele opportunisten bij gekomen. Je ziet dat gebeuren en je kan het niet tegenhouden. Dat zullen mensen zijn die als eerste weer vertrekken, denk ik. Veel N-VA’ers van het eerste uur beseffen dat veel relatief is.’
De gloednieuwe lijsttrekker voor de Leuvense N-VA in 2018, Lorin Parys, is zo iemand die er pas later is bijgekomen. In 2013 ruilde hij Open Vld in voor de N-VA. Opportunistisch, vonden sommigen. Debyser vindt Parys evenwel een absolute aanwinst: 'Lorin, waar ik overigens echt heel goed mee overeen kom, is erg sociaal geëngageerd. Samen willen we de kennis en technologie van deze universiteitsstad inzetten om maatschappelijke problemen op te lossen.'
Hoe Vlaamsgezind is de Debyser eigenlijk? ‘Zelfs hoop ik dat we ooit nog aan een staatshervorming kunnen werken, want ik ben echt wel een flamingant’, lacht Debyser. Van een teleurstelling wordt niet gesproken. ‘Ik heb heel dat debacle meegemaakt met Di Rupo waar we heel lang geprobeerd hebben en eigenlijk niets hebben binnengehaald. Op een moment heb je de keuze: gaan we in oppositie of proberen we het toch ten minste? Socio-economisch zijn we nu orde op zaken aan het stellen. Maar of die nieuwe staatshervorming langer dan vijf jaar in de koelkast moet blijven? Voor mij liever niet.’
Op socio-economisch vlak staat Debyser gekend als de groene en sociale jongen van de N-VA. Voor een deel van samenleving lijkt dat vandaag een contradictio in terminis. ‘Ik denk dat dat voor een stuk een verkeerde perceptie is', vindt hij. 'Rechts heeft sowieso de associatie met kil, onsympathiek en zeker niet met groen. Maar de eerste groene mensen kwamen uit de Volksunie! We hebben dat op de agenda gezet.’
Toch is 'groen' bij de N-VA anders groen dan bij de gelijknamige partij. ‘Bij de N-VA is het zeer pragmatisch groen. Ik denk dat je meer bereikt door veel mensen te overtuigen om een beetje groen te worden, dan wanneer je heel fundamentalistisch bent.’
Het groene kantje van Debyser is duidelijk aanwezig bij zijn engagement bij de Abdij van 't Park. Nog voor Debyser politiek actief was, was hij daar betrokken. Hij is er voorzitter van de 'Vrienden van de Abdij van ’t Park' en houdt er zich bezig met het natuurbeheer.
Stemt het natuurbeleid van de Vlaamse regering, waar N-VA de grootste partij is, hem dan tevreden? Vlaams minister Joke Schauvliege (CD&V) wordt regelmatig bedolven onder de kritiek. 'Het is een compromis, natuurlijk. Ik denk dat het moeilijkste daar de CD&V en de macht van de Boerenbond is. De N-VA probeert wat tegenwicht te geven.’
‘Het is niet omdat je niet links of socialistisch bent dat je niet sociaal kan zijn'
Toch is Debyser globaal tevreden. ‘Kijk bijvoorbeeld naar die betonstop: als we dat echt gaan doen, dan is dat revolutionair. Dat is niet gebeurd met Groen in de Vlaamse regering.' Dat de betonstop er pas is tegen 2040, noemt Debyser realistisch. 'Het heeft veel financiële en juridische kanten. Dat heeft tijd nodig.'
Van het groene naar het sociale. Voelt Debyser zich wel thuis bij de N-VA? ‘Men zegt dat N-VA niet sociaal is, maar dat is dus fundamenteel fout. Ik ken bijvoorbeeld Theo Francken van het eerste uur. Als je die wat beter kent, in klein gezelschap, is dat een aangenaam persoon in de omgang en bovendien erg betrokken. Maar in sommige situaties moet je nogal harde standpunten innemen en dat wordt snel geassocieerd met asociaal. Ik spreek zelf niet zo hard als een Francken of een Bart De Wever, ik kom ook niet zo over. Dat is een beetje mijn karakter en mijn manier van doen.’
‘Het is niet omdat je niet links of socialistisch bent dat je niet sociaal kan zijn. Kijk, een politicus voert geen beleid om mensen arm te maken of om mensen te pesten. Elke politicus probeert zijn best te doen om zoveel mogelijk mensen te helpen. Dankzij Lorin Parys is er bijvoorbeeld een beter statuut voor pleegouders. In mijn fractie heb ik volkse mensen die echt wel opkomen voor de gewone man en vrouw in de straat.'
Voorlopig is onduidelijk wat de N-VA mag verwachten van de verkiezingen in 2018. ‘Het is moeilijk te voorspellen met het vertrek van Louis Tobback, dus het ligt open, denk ik. Leuven snakt naar verandering, dat hoor je en voel je bij de mensen.’
Tenslotte moéten wel peilen naar de ambities na 2018, meer bepaald een schepenambt. 'Dat is heel vroeg om nu al te zeggen, maar het is mogelijk. Kan ik dat combineren met mijn job? Dat weet ik niet. We zullen wel zien.'