artikel> Analyse van een lovende instellingsreview

KU Leuven: geslaagd

De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) heeft de KU Leuven positief beoordeeld in de instellingsreview. Wat staat er in het rapport?

COBRA - wtf?

COBRA is het interne kwaliteitszorgsysteem van de KU Leuven. Het telt twee cycli.

- De eerste cyclus begint met een jaar van gesprekken met studenten. Deze worden verwerkt in de permanente onderwijscommissies (POC), organen die per opleiding het onderwijs opvolgen en bediscussiëren. In het tweede jaar worden de werkpunten opgevolgd en ‘opgeschaald’ naar hogere niveaus zoals de faculteit en de universiteit.

- De tweede cyclus start met gesprekken met studenten, docenten en medewerkers. In het afsluitende jaar worden de gesprekken verwerkt, worden er externen bijgehaald en wordt alles weer opgeschaald naar de faculteit of de universiteit.

Het interview met rector Luc Sels over de instellingsreview lees je hier.

De organisatie beoordeelde de kwaliteit van achttien hogescholen en universiteiten in Vlaanderen via gelijkwaardige reviews. Er werd gekeken of de instellingen een eigen onderwijsvisie hebben geïmplementeerd en of ze zelf in staat zijn om de kwaliteit van hun opleidingen op te volgen. Zestien instellingen werden positief beoordeeld, waarvan drie onder voorwaarden. Onder de universiteiten is dat het geval voor de UHasselt. Voor twee andere instellingen loopt de beoordeling nog.

De grote inzet van de review voor de KU Leuven was het eigen kwaliteitszorgsysteem COBRA. Anders dan bij de klassieke opleidingsvisitaties, waarbij een commissie om de acht jaar een volledige opleiding doorlichtte, gebeurt de evaluatie van het onderwijs nu intern.

Met COBRA 2.0 leken de meesten gerust op een goede afloop

Dat systeem verloopt volgens de NVAO goed en daarom kreeg de KU Leuven een positieve beoordeling. De KU Leuven mag dus zonder voorwaarden geaccrediteerde diploma’s uitreiken.

Die uitslag komt niet als een verrassing. Het kwaliteitszorgsysteem COBRA, een erfenis van oud-vicerector onderwijsbeleid Didier Pollefeyt, zorgde voor hevig debat binnen de KU Leuven. Zeker het initiële plan, later omgedoopt tot COBRA 1.0, kreeg veel kritiek te verduren. Er was een te hoge werkdruk, een rigide vragenset voor de gesprekken en niet genoeg afstemming op de specificiteit van faculteiten en opleidingen. Bovendien werd de selectie, aanwezigheid en representativiteit van de betrokken studenten in twijfel getrokken. Ook het gebrek aan extern perspectief werd gehekeld.

Pollefeyt hield rekening met deze kritiek en liet vorig academiejaar het vernieuwde COBRA op de universiteit en de NVAO-commissie los. Met COBRA 2.0 leken de meesten gerust op een goede afloop.

Terecht, zo blijkt. De instellingsreview is zonder meer lovend te noemen. Het is zoeken naar echte punten van kritiek, terwijl de commissie zich meermaals positief uitspreekt over de gang van zaken aan de KU Leuven. Wel formuleert de commissie een aantal suggesties aan de instelling.

Externe blik

Zo blijft een belangrijk aandachtspunt dat van het externe perspectief. Dit is een meevaller voor de koele minnaars van COBRA. Een gekende kritiek op het huidige kwaliteitszorgsysteem is immers dat het te intern blijft. Daardoor is het systeem volgens sommigen fraudegevoelig. Zonder externe blik, bijvoorbeeld van onafhankelijke peers van andere universiteiten, zou de neiging kunnen bestaan om problemen rooskleurig voor te stellen.

In principe is het externe perspectief ook geïncorporeerd in COBRA, met name in de laatste (en dus nog niet doorlopen) fase. Toch bestaat het gevaar dat een gebrek aan middelen en animo bij de faculteiten ervoor zorgt dat de eis zeer minimalistisch wordt ingevuld. Bovendien kan de vrije keuze van peers leiden tot cherry picking.

Een van de meest opvallende critici van dit gebrek aan externe evaluatie is niemand minder dan kersvers rector Luc Sels. De voormalige decaan van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen (FEB) was voorstander van een systeem van externe, internationaal erkende accreditatie voor de faculteiten die hiervoor kiezen.

‘Het probleem met COBRA is dat het soms louter gedreven wordt door wat in de open reflectie naar boven komt'

Rector Luc Sels

Voor FEB gaat het om kwaliteitslabel Equis. Bij de burgerlijk ingenieurs betreft het het EUR-ACE-label, verkregen via het CTI. Beide labels worden vermeld door het NVAO-verslag als ‘externe domeingerichte visitaties’ die ‘in de toekomst cruciaal blijven’. Ook alumni, vertegenwoordigers van het werkveld in het onderwijs en onafhankelijke peers moeten deze rol van externe blik blijven vervullen. Het is niet duidelijk uit het verslag of dat voldoende aanwezig is op dit moment.

Verschil met opleidingsvisitaties?

Bovendien lijkt de grens met de klassieke opleidingsvisitaties dun als die externe blik dermate wordt geïncorporeerd. Het interne kwaliteitszorgsysteem COBRA kwam er juist als reactie tegen deze stresserende visitaties die elke acht jaar plaatsvonden. Het nieuwe systeem moet tegemoet komen aan het probleem dat de visitaties heel omvattend (en daarom arbeidsintensief) zijn. Ook moet het zorgen voor een grotere continuïteit en snellere opvolging van problemen.

Volgens critici valt het nieuwe systeem daarom na acht jaar werking uiteindelijk zwaarder uit dan zijn voorganger. De overvloed aan gesprekken zou ervoor zorgen dat echte problematieken verloren gaan in plaats van te leiden tot echte dialoog. Rector Luc Sels vult aan: ‘Het probleem met COBRA is dat het soms louter gedreven wordt door wat in de open reflectie naar boven komt. Je moet een evenwicht vinden tussen openheid voor open reflectie en tegelijk ook de eis om bepaalde accenten te leggen en aandacht te vestigen aan bredere, diepere problematieken.’

Werkt COBRA beter dan de visitaties? Moeilijk te zeggen. COBRA wordt positief beoordeeld door de commissie, maar niet vergeleken met de klassieke variant.

Grote POC's, zoals facultaire POC’s met meerdere campussen, riskeren hun rol als ‘inhoudelijk, kritisch en zelfsturend orgaan’ niet meer te kunnen vervullen.

Bottom-up

De NVAO spreekt over een heuse kwaliteitscultuur. Daarin spelen de POC’s een grote rol. De permanente onderwijscommissies zijn organen die per opleiding het onderwijs opvolgen en bediscussiëren. In de POC zijn studenten, professoren en medewerkers vertegenwoordigd, met de programmadirecteur als stuwende kracht.

De commissie apprecieert dat de visie op kwaliteitszorg breed gedragen is en de verantwoordelijkheid ervan zich laag in de organisatie bevindt bij de POC. Via de POC hebben alle actoren, van studenten tot docenten, een actieve rol in de monitoring en evaluatie van het onderwijs via inhoudelijke discussies.

Toch is ook hierbij een aantal aandachtspunten geformuleerd. In de eerste plaats riskeren grote POC’s, zoals de facultaire POC’s die meerdere campussen, volgens de commissie te vervallen in de rompslomp van praktische bekommernissen. Daardoor zou de POC haar rol als ‘inhoudelijk, kritisch en zelfsturend orgaan’ niet meer kunnen vervullen.

Daarnaast richt de commissie haar pijlen ook op de programmadirecteurs. Deze zouden niet voldoende bevoegdheid hebben en niet weten waar de grenzen van die bevoegdheid zich bevindt, althans niet in alle faculteiten. Daardoor zouden sommige POC’s als een eiland werken binnen de faculteit en connectie missen met het bestuur. Tot slot zou de programmadirecteur zelf niet genoeg worden gewaardeerd. De rector wil tegen dit probleem ten strijde trekken door programmadirecteurs in de toekomst makkelijker sabbaticals toe te kennen.

Eindoordeel

Maar ere wie ere toekomt. Ondanks deze aandachtspunten, is het verslag formeel: de commissie komt ‘zonder twijfel’ tot een positief eindoordeel. Of zoals de eigen rector het verwoordt: ‘Soms had ik bij het lezen van het rapport het gevoel dat de commissie toch goed heeft moeten nadenken om veel verbeterpunten te formuleren.’ Dus bij dezen: proficiat KU Leuven!

Powered by Labrador CMS